Bloemetje 77. Zorg

Door Clémence Leijten.
Op zolder op de deksel van een doos kruipt een diertje. Het is een diertje met een rode jas met zwarte stippen. Een lieveheersbeestje. Meisje Bloem zegt: ‘Het lieveheers-beestje moet naar buiten.’ Meisje Bloem bedenkt een plan: ik maak het dakraam open. Meisje Bloem zegt dan tegen het lieveheersbeestje: ‘Stap maar op mijn arm.’ Dat doet het lieveheersbeestje en dan loopt Meisje Bloem met hem naar het open dakraam. ‘Springen’, zegt ze, ‘maar pas op je knietjes.’ (42. Het dakraam)  Meisje Bloem is onbaatzuchtig zorgzaam. Niemand zegt haar: ‘Dat heb je goed gedaan.’ Niemand ziet haar zorg, terwijl ze het lieveheersbeestje wél behoedt voor een wisse dood. Want op die zolder is voor hem niks om te eten. Er is geen frisse buitenlucht. Zorg onttrekt zich vaak aan de aandacht. Ik moest daar aan denken toen ik de krantenkop in de Volkskrant zag: De zorg is het werk dat al het andere werk mogelijk maakt. Dit is een door-denkertje.

Continue Reading


Bloemetje 76. De Bibelebonse berg

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt een doos met een hele grote lepel.‘Dit is de lepel van de Bibelebonse berg’, zegt ze deftig. Meisje Bloem kent het rijmpje van haar oma. Ze zegt: ‘Op de Bibelebonse berg wonen Bibelebonse mensen en die Bibelebonse mensen hebben Bibelebonse kinderen en de Bibelebonse kinderen eten Bibelebonse pap met een Bibelebonse lepel uit een Bibelebonse nap. (12. De lepel) Ik ken dat rijmpje ook. Het was de bedoeling dat je dat versje heel snel zei en zou struikelen over dat moeilijke woord “Bibelebons”. Meisje Bloem zegt: ‘Ik weet dat een nap een kom is. Maar waar kan ik de Bibelebonse berg vinden?’ Meisje Bloem pakt een trapje en kijkt naar buiten. Ze ziet alleen maar daken en geen bergen. ’Hier zijn geen bergen’, zegt ze, ‘de Bibelebonse berg is in een ver land.’ Meisje Bloem zou graag in dat land willen wonen. Waarom zou Meisje Bloem daar willen wonen? Meisje Bloem zegt: ‘De Bibelebonse berg is een berg waar álle mensen eten hebben. De mensen eten de hele dag pap en zoveel als ze willen. Lekkere pap met wel honderd scheppen suiker er in.’ Meisje Bloem zegt: ‘Het is er nooit naar, het is er altijd leuk.’  (12. De lepel) Een soort luilekkerland dus.

Continue Reading


Bloemetje 75. Het vingertje

Door Joris Leijten.
Joleijt educatieve producten wil met haar educatieve boeken graag dingen aanleren, ideeën meegeven. Maar we willen met onze boeken niet sturen; geen leefregel opleggen. Regelmatig betrappen Clémence Leijten en ik als auteurs ons erop dat we onze boodschap toch sturend verwoorden.
Anders gezegd: dat we naar de lezer wijzen met “het vingertje” in ons achterhoofd en dan stellen we bij. Want een mening opleggen willen we niet. Het “vingertje” komt van de uitdrukking: iemand op de vingers tikken; iemand terechtwijzen wegens een fout of overtreding. Een tik op de vingers is een straf voor kleine kinderen die iets doen wat niet mag. Vroeger deelden onderwijzers zulke tikken ook wel uit. Wij willen geen opvoeders zijn en niet doen als de onderwijzer van vroeger. Wij willen alleen denkstof aanreiken.

Continue Reading


Bloemetje 74  De duinen en de zee.

Door Clémence Leijten
Dat is bijzonder, zo kennen wij Meisje Bloem niet. Haar animo ontbreekt. Meisje Bloem heeft nergens zin in. Je kijkt naar niks, Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Ik heb geen zin om te spelen.’ Meisje Bloem kijkt in de verte. Ze kijkt door het dakraam naar de straat; nog verder naar de duinen en de zee. Meisje Bloem zegt: ‘’We zouden vandaag naar de zee gaan. Meisje Bloem ziet de zee en hoort de golven en de wind. En ze zegt: ‘Ik wil naar zee, maar het kan niet.’ (31. De vlieger.) Bij een doos op zolder staat een vlieger. Meisje Bloem herinnert zich de vlieger op het strand. Zij laat die vlieger op. De wind neemt mijn vlieger mee de lucht in’, roept ze. En zo zit Meisje Bloem op zolder toch prettig te vliegeren, terwijl ze nergens zin in had. Er zit een levensles in die tekst. Meisje Bloem krijgt niet wat zij wil. Zij heeft daarom nergens zin in, maar zij pakt toch de draad weer op.

Continue Reading