Bloemetje 127. Makkelijke mensen.

Door Clémence Leijten.
In het eerste verhaaltje van het prentenboek Meisje Bloem wordt Meisje Bloem voor gesteld: Ze heet Bloem, Meisje Bloem. Misschien heet ze ook wel Anne, of Alice, of Aagje, maar iedereen noemt haar Bloem. “Bloem” noemt haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Wordt maar een mooie bloem”, zei hij.  (1. Meisje Bloem) Er wordt ook verteld wat Meisje Bloem bezighoudt. Meisje Bloem heeft altijd iets te denken. Dat zie je aan haar ogen. Dan kijkt ze in de verte. Als haar ogen donker worden, is ze boos. Haar ogen zijn ook wel eens nat, dan is Meisje Bloem verdrietig. En soms zijn de gaatjes in haar ogen groot, dan is ze bang. Maar meestal glimmen haar ogen, dan is Meisje Bloem blij. “Bloem heeft sprekende ogen zeggen mensen. Dat zeg je als je vindt dat ogen iets vertellen. De ogen van Meisje Bloem vertellen wat ze denkt in haar hoofd en wat ze voelt in haar buik. Wie denkt oordeelt. Daarom vind ik Meisje Bloem een mooi rijk kind. Ik vind mensen die niet oordelen namelijk makkelijke mensen. Het zijn mensen die een status -quo handhaven. De status-quo is de toestand waarin iets zich bevindt. Die status-quo kan fnuikend zijn, maar omdat iemand “niet oordeelt”, komt er geen afkeurende uitspraak. Anderzijds: de status-quo kan ook inspirerend zijn, maar dat wordt niet opgemerkt als iemand niet oordeelt. Er komt dan geen goedkeurende uitspraak; er komt geen compliment. Een wereld zonder oordeel is in mijn oordeel: armoe.

Oordelen is een menselijke eigenschap. Die eigenschap heb ik van de natuur gekregen om hem te gebruiken. Oordelen is door de machthebbers (lees: ouders, staat, kerk) nog al vaak in een kwaad daglicht gesteld. Een mening van anderen is niet handig als je het voor het zeggen wilt houden. “Houd jij ze arm, houd ik ze dom”, zei de pastoor tegen de industrieel. Daarom ook zijn dogma’s uitgevonden. Dogma’s zijn aannames die niet ter discussie staan. Aan een dogma mag je niet twijfelen van de leer. Een van de laatste dogma’s die de katholieke kerk uitvaardigde, was het dogma dat Maria in levende lijve naar de hemel is gegaan, terwijl gewone mensen er zich on-stoffelijk ophouden. Raar, zou je kunnen denken: Maria was toch óók een mens. Waarom dit onderscheid? Omdat op het hoofd van de mensen de erfzonde ligt: dit onstoffelijk zijn, is hun straf; Maria was niet zondig en mocht haar lijf behouden. Opdracht van de kerk: ‘niet verder denken mensen!’ Ik denk wel en ik oordeel. Als een vertegenwoordiger van een kerk zegt dat God houdt van kinderen, maar meer van kinderen van die ene kerk, dan ageer ik op die sublimatie omdat het de wereld verdeelt. Op grond van wat ik heb gedacht, handel ik. Ik reageer op zo’n opmerking en als iemand dit blijft zeggen, dan distantieer ik me, dan wil ik niet horen bij die club.

Wat ik slecht vind, wil ik veranderen zo mogelijk/zo gewenst. Wat ik goed vind, complimenteer ik en wil ik stimuleren. Ik ontmoet andere mensen die hetzelfde doen. We wisselen gedachten uit. Op grond van die ervaring stellen we wat bij. Of, dat kan ook, ga ik 180 graden om. Daarom is goed luisteren zo belangrijk en ook de empathische vraag: waarom zegt iemand dit? Dan immers volgt inzicht; kan ik veranderen. Ik ben geen fundamentalist, ik stel bij als ik overtuigd ben van het goede oordeel van anderen.

“Het klimaat verandert” dat onder ogen zien maar niet oordelen is te weinig, vind ik. Dat is jezelf aan de zijlijn plaatsen en kijken hoe het afloopt. Je zou moet oordelen wel. Als mens schiet je te kort als je niet oordeelt, dat meen ik. Als je niet oordeelt kunnen situaties blijven bestaan, die niet zouden mogen bestaan. Niet oordelen houdt verandering tegen: ‘het gebeurt dus we laten het zo’; we kijken er naar en we voelen ons niet verantwoordelijk. Meisje Bloem in het prentenboek oordeelt over alles wat zij op zolder vindt en ze deelt haar gedachten met ons.
Op dat wij ook denken, oordelen en zo nodig veranderen of juist een compliment geven.¹


1. Een valkuil bij oordelen is het opsteken van het zogenaamde corrigerende vingertje: jij; de ander zúlt niet dit of jij móét dat. Dat wat ik vind van de situatie is mijn mening; een ander heeft zijn eigen mening.
    Voorbeeld: ik vind mensen die niet oordelen makkelijke mensen; een ander zal misschien zeggen dat niet oordelen, wijs is. Die meningen kunnen naast elkaar bestaan.