Bloemetje 143. Eureka

Door Joris Leijten
Meisje Bloem heeft in elk verhaaltje een boeiende conclusie over een begrip dat in het verhaaltje voorkomt Ik heb dat eerder in Bloemetje 139  “Kinderlogica” genoemd. Maar het is soms ook een eigen uitvinding door praktisch doen en ondervinden. Dat is een zogenaamd “Eureka moment”.

De Griekse wetenschapper Archimedes (287 voor Christus – 212 voor Christus) ongeveer 2250 jaar geleden, deed een vondst in bad toen hij de “Wet van Archimedes” ontdekte. Hij zag, toen hij in bad stapte, dat het water in het bad steeg. Hij concludeerde dat het gewicht van de verplaatste hoeveelheid water het gewicht van zijn lichaam in het water was.  Hij riep uit “Eureka” – ik heb het gevonden! Door het praktisch bekijken van de ervaring in het bad, kon hij daarna het gewicht bepalen van alle voorwerpen in het water.


In verschillende verhalen wacht Meisje Bloem even om antwoord te geven op de vraag van de alwetende verteller: Maar Bloem wat is dat dan...                                    
Je hoort haar bijna denken. Ze komt dan tot een verrassend antwoord. Bijvoorbeeld in het verhaaltje “De stoel: Maar Bloem wat is dat dan een mens?  Meisje Bloem denkt na over een mens. Meisje Bloemt zegt: ‘Een mens is iemand. Je hebt grote mensen en kinderen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik denk dat meneer en mevrouw Jansen alleen van grote mensen houden.’ ( 37. Een stoel) Eerder in het verhaal vergelijkt ze zichzelf met een stoel als ze in haar verbeelding in gesprek is met meneer en mevrouw Jansen, vrienden van haar ouders, die haar altijd negeren omdat ze ‘maar’ een kind is. Ze vragen niets en zeggen niets tegen haar. Meisje Bloem zegt: ’Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten.’ Terwijl Meisje Bloem zóveel te vertellen heeft. Een gemiste kans meneer en mevrouw Jansen!

Ze is zelf niet zo verbaasd over haar vergelijking als Archimedes over zijn ontdekking. Maar ik  ben wél verbaasd, dat Meisje Bloem zo kan denken.
Ik weet niet waar ze haar antwoord vandaan heeft. Maar de vergelijking met een stoel is wel treffend. De stoel staat in de kring met volwassenen maar praat niet mee; de volwassenen denken dat je hoort bij de inventaris als ze je zien als stoel. De inventaris van een huis is een gegeven en staat niet ter discussie, laat staan dat je praat met een stoel.

Ik ken een jongetje dat ongeveer even oud is als Meisje Bloem. Hij is ook een denkertje en het lijkt doorgaans dat hij voor zich uit staart en er even niet bij is. Maar hij volgt alles wat er besproken wordt en doordenkt wat er wordt gezegd. Hij verbaast mij steeds als hij schijnbaar uit het niets een zeer rake opmerking maakt en mij vragen stelt die mij aan het denken zetten. Zo was hij naar een open dag van een school geweest. Wat hij in de kantine had gezien was een grote ronde tafel met in het midden een gat met daaronder in een pilaar, een prullenbak. Hij had deze oplossing nog nooit gezien en vond het fascinerend: een tafel met een prullenbak ingebouwd, waarin je zo vanaf je zitplaats jouw afval naar het midden schoof en dan was het weg. Het ontwerp liet hem niet los. Het fascineerde hem dat twee zaken die normaal los staan van elkaar, een tafel en een prullenbak, waren samen gevoegd. Hij vroeg mij of ik dat ooit weleens had gezien of ik dat niet ook prachtig vond. Ik liet mij meevoeren in zijn fascinatie en zei: ‘Hoe kun je zo iets bedenken. Wat mooi is dat!’ En beleefde wat hij had meegemaakt. Ik voelde de magie van het ontwerp.’ 

Het bleek hét item waarom hij de school interessant vond. Ik herken dat uit  mijn eigen jeugd toen ik zag dat er op een schoolplein een groot buiten-schaakbord lag. Ik hield van schaken. Ik dacht: als ze hier een schaakbord hebben gemaakt op het plein, dan moet dat wel een fijne school zijn. Ik koos daarom voor die school. (De school was een teleurstelling voor mij en met het schaakbord op het plein werd nooit iets gedaan, de schaakstukken bleken er zelfs niet eens te zijn, maar dat terzijde.)

Meisje Bloem en het jongetje hebben een gezonde vrije geest denken door bij alles wat zij zien en horen. Dat vind ik prachtig en ik kan uren met ze praten. Sommige volwassenen vinden het niet leuk dat de kinderen zo vrij en onafhankelijk kunnen denken. Ze vinden het vermoeiend om uitgebreid naar deze kinderen te luisteren. Die vrije geest zou voor volwassen ook heel verfrissend kunnen zijn. Meisje Bloem denkt vrij in haar eigen wereld op de zolder, net als het jongetje in mijn gezelschap. Luisteren naar- en spreken met kinderen is belangrijk om je geest scherp te houden. Eureka!