Bloemetje 86. Herkenning
Door Joris Leijten.
De meest gestelde vraag aan een auteur is: “Hoe autobiografisch is het boek?” In hoeverre zit het eigen verhaal van auteurs in het boek als herkenning. Ik vind dit altijd een moeilijke vraag. Natuurlijk nemen auteurs hun omgeving en verleden mee bij het schrijven van een boek. Je kan je gedachten van vroeger en de huidige situatie niet uitschakelen en vrij zonder gedachten schrijven en tekenen. Je hebt een voorbeeld in je hoofd, een plaatje, dat het beschrijven makkelijker maakt. In veel gevallen maakt de auteur en of tekenaar de situaties mooier of breidt hij de situaties iets uit of koppelt hij zaken, die zo niet echt gebeurd zijn, aan elkaar. Als de auteurs het min of meer zelf hebben meegemaakt is het veelal makkelijker om op te schrijven dan als je het geheel moet verzinnen. “Het zelf hebben meegemaakt” als lezer, geeft hem ook meer herkenning, omdat het verhaal dan in de leefwereld van de lezers blijft.
Bij ons, Clémence Leijten en mij, is het niet anders. Wie ons goed kent, herkent veel van ons leven in het prentenboek Meisje Bloem en andere boeken die we maken. Sommige dingen zijn echt niet toevallig. Bijvoorbeeld de vormgeving van de zolder lijkt veel op de zolder van het huis van Clémence, inclusief dakspanten, trap en dakramen. De zolder, waar ik als kind ook veel gespeeld en hutten gebouwd heb. Maar er is meer herkenning met ons eigen leven. In het verhaaltje ‘Het postzegelalbum (13)’ bijvoorbeeld staat: “Een postzegel is eigenlijk een kaartje van de trein. Met de postzegel mag een brief reizen van Nijmegen of naar Naarden.” Nijmegen is nu mijn woonplaats en Naarden is de woonplaats van Clémence. Het manuscript van ook dit boek is eindeloos van de ene naar de andere plaats gegaan en weer bijgewerkt en weer.
Wie goed oplet kan ook weten waar Meisje Bloem woont. “In een doos vindt Meisje Bloem een beeld. Het is een oude man. Wie zou dat zijn, Bloem? Meisje Bloem neemt het beeld in haar armen, ze weet wie hij is. Meisje Bloem zegt: ‘Het is meneer Comenius.’ Ze zegt: ‘Dit beeld staat ook op het plein in de stad.’.” (47. Het standbeeld) Dit kan niet anders dan Naarden zijn, waar Jan Amos Comenius begraven ligt. Veel kinderen krijgen in Naarden op school mee, wat de goede man heeft betekend: “Meisje Bloem zegt: ‘Meneer Comenius zei lang geleden dat je in een boek niet alleen letters moet zetten, maar ook plaatjes. Dat is leuker voor kinderen.” Zij zien het standbeeld op het kerkplein.
In andere plaatsen waar beroemdheden een standbeeld kregen omdat ze in die plaats hebben gewoond, geldt dat ook. Ook de kinderrijmpjes die Clémence vroeger geleerd heeft en heeft doorgegeven aan haar kinderen, gebruikte zij vaak in één van onze boeken of in één van de Bloemetjes, zoals de “Bibelebonse berg” en “Ben je boos, pluk een roos”.
Het is niet zo dat alle voorwerpen die Meisje Bloem vindt, ook op de zolder van Clémence te vinden zijn. We hebben een selectie gemaakt van voorwerpen die ze had kunnen vinden en waar ze haar fantasie de vrije loop op los kon laten en die leiden tot haar zelfbedachte vragen.
Wie zich herkent in Meisje Bloem, zal met haar meevoelen en denken. En wellicht ervaren: ‘Hé, dat vind ik ook!’ En dat is het moment van herkenning. Dan komt het boek binnen; dan brengt het boek iets te weeg. En dat is de bedoeling van de boeken van Joleijt: al onze boeken willen uitnodigen tot voelen en denken en tot slot tot iets ‘willen’. Wat wil jij? Hoe wil jij de wereld een beetje leuker maken?