Bloemetje 20. Zinvol leren
Door Clémence Leijten.
Boven in het huis van Meisje Bloem is een zolder. Daar gaat ze graag naar toe. De zolder is een inspiratiebron voor Meisje Bloem. De lezer zit op de zolder bij haar, als hij het prentenboek leest en bekijkt. De spullen op die zolder vertegenwoordigen de wereld van gister waarop wij mensen van nu voortbouwen. Meisje Bloem zegt: ‘De spullen op de zolder vertellen hun verhaal aan mij’ (2. De dozen). De interesse van Meisje Bloem wordt gevoed door de spullen die haar ouders en voorouders hebben bewaard, waarvan zij leert. Meisje Bloem ontdekt die wereld. En dat vindt ze leuk. Heel leuk! Vanuit mijn eigen jeugd weet ik dat de beste omgevingen voor ons kinderen om onze nieuwsgierigheid te voeden de plekken waren waar het rommelig was en nog niet gestructureerd. De onopgeruimde zolder; het donkere rommelschuurtje, de plek achter in de tuin waar de natuur nog wild groeide en de dingen die nog niet bedoeld waren om mee te spelen. Oude dingen vooral die een eigen geur hadden, zoals een oud fluwelen gordijn waar je een theater mee kon maken; met afgedankte kleding werden we koning; een zinken teil werd een boot. Eigenlijk zijn scholen met materialen die specifiek voor het leren zijn gemaakt in strijd met mijn ervaring.
De Amerikaanse psycholoog Carl Rogers in zijn boek Leren in Vrijheid deelt leren in in twee manieren: ‘zinloos’ leren en ‘zinvol’ leren¹. Bij zinloos leren is alleen mijn verstand betrokken: het is het echte ‘hoofdleren’; mijn persoonlijk gevoel of mijn persoonlijke betekenis spelen er niet in mee. Anders is dat bij zinvol leren; betekenisvol, ervarend leren. Rogers geeft een voorbeeld: “Het kind dat met moeite (lees: alleen met zijn hoofd!) heeft leren lezen, raakt op een dag geboeid door een gedrukt verhaal, grappig of spannend en het beseft (lees: voelt met zijn héle lijf) opeens dat woorden kunnen toveren, dat ze hem uittillen boven zichzelf naar een andere wereld. Nu heeft hij ‘werkelijk’ lezen geleerd. Lezen is een feest geworden.”
De elementen die bij betekenisvol of ervarend leren te pas komen, noemt Rogers in zijn boek. Hij zegt dat mijn héle persoon, zowel mijn gevoel als mijn denken en mijn wil in het leergebeuren aanwezig moet zijn. Hij zegt dat het gevoel van ontdekking en begrijpen uit mijzelf moeten komen. Hij zegt dat wat ik leer in mij doordringt, dat wil zeggen dat het gedrag van mij beïnvloed wordt, dus er anders door wordt. Rogers zegt bovendien dat alleen ik die leert, weet of de leerstof aan mijn behoefte voldoet; de evaluatie berust bij mij die leert, dus in het kort gezegd: ik leer pas goed, als de leerstof zinvol is voor mij en wat zinvol is voor mij bepaal ik zélf. De ontdekkingstocht van Meisje Bloem in het prentenboek loopt via deze lijn: ze ontdekt een wereld die haar boeit met spullen die op zolder zijn bewaard. Ze kijkt, ze denkt, ze voelt en dan begint ze te begrijpen wat zij hebben wil. Zo begint zij te begrijpen wie zij zélf is. En dat werkt, blijkt in het laatste verhaaltje van het boek. Aan het eind van het prentenboek is voor haar op zolder niks meer te vinden; zij heeft alles op zolder gezien. Dan lijkt ze uitgeleerd. Ze huilt. Ben je verdrietig, Bloem? ‘Ja’, zegt Meisje Bloem, ‘ik heb niks om te spelen.’ De dozen die er staan heeft ze allemaal gezien. Is er nog een doos Bloem, is er nog iets waar je mee kunt spelen? Meisje Bloem schudt haar hoofd. ‘Ik heb alles gezien’, zegt ze. Als je niks hebt te spelen, Bloem, heb je toch nog om te spelen jouw zelf. Meisje Bloem kijkt in de verte, omdat ze denkt. ‘Dat is waar’, zegt ze, ‘je hebt altijd jouw zelf om te spelen.’(52. Jouw zelf.) Had zij eerst een trigger van buiten nodig om te spelen, nu borrelt op dat ze zélf iets kan bedenken. Ze strekt haar armen, ze buigt haar knieën, ze duwt haar voeten omhoog. Dan springt Meisje Bloem. Ze zweeft door de lucht. ‘Nu speel ik dat ik een vogel ben’, zegt ze, ‘’die heet Bloem.’ Ze zegt: ’Zo kan ik het doen!’ (52. Jouw zelf.) Ze heeft zelf een spel bedacht met niets. Meisje Bloem ontdekt dat ze op haar ideeën, haar eigen kracht kan vertrouwen. Dat doet zinvol leren, in tegenstelling tot zinloos leren dat van Meisje Bloem een papegaai maakt die nazegt wat zijn leermeesters hem voorhouden; zinvol leren maakt van iemand een autonoom mens, een onafhankelijk mens, die leeft vanuit zijn eigen kracht.
¹ Rogers, Carl (1969) Leren in vrijheid, uitgave De Toorts, Haarlem. Carl Rogers bepleit zijn stelling, dat de mens in zichzelf de mogelijkheid heeft om zichzelf te begrijpen en te corrigeren, dus de mogelijkheid heeft om te leren vanuit zichzelf.