Bloemetje 82. Een leugen?

Door Clémence Leijten.
In mijn vorige Bloemetje 81 hield ik een pleidooi voor de tandenfee ¹.  
De tandenfee die komt als een kind wisselt en hij de tand onder zijn kussen heeft gelegd. Zij wisselt dan zijn tand voor een cadeautje. En ik gaf een tien met een griffel voor de vader of moeder die dat heeft uitgedacht. Het getuigt van inzicht, zei ik: “Iets wat zo spannend is voor een kind als het verliezen van een tand wordt daarmee een feestje.” Een dag later, toevalligerwijs, stelt Anna van den Breemer in de Volkskrant de vraag: “Kun je het wel maken om je kind, behalve in het Sinterklaasverhaal, ook nog in de tandenfee te laten geloven?”²  Ze laat een moeder aan het woord wiens zoon vraagt: ‘Komt de tandenfee als mijn tand er straks uit gaat?’ In een paar seconden moet zijn moeder beslissen of ze dat met ‘ja’ beantwoordt hoewel ze daar eigenlijk geen zin in heeft om naast het sinterklaasverhaal, nog meer onwaarheden te vertellen. Maar ze wil ook niet dat haar kind op school vertelt dat de tandenfee niet bestaat tegen de kinderen die dat allemaal geloven. De moeder vraagt zich af of het erg is om tegen je kind te liegen over zoiets als de tandenfee.

Irene Strengs, antropoloog aan de VU en het Meertens Instituut voor Volkskunde antwoordt in dezelfde kolom, dat je in meerdere culturen rituelen vindt rondom het verliezen en wisselen van melktanden. Het gebruik ‘Tooth fairy’ is zo’n honderd jaar geleden overgewaaid uit de Verenigde Staten. In Frankrijk geloven kinderen in ‘la bonne petite souris’ dat een muis hun melktanden meeneemt voor een cadeautje of snoep. Ze zegt: “Voor kinderen is vooral het wisselen van de voortanden een grote gebeurtenis. Het geeft een raar gevoel, is voor iedereen zichtbaar en staat ook nog eens symbool voor het groter worden. Dat zo’n rite de passage wordt gemarkeerd op een feestelijke manier, is dus niet vreemd.” Zij zou de tandenfee geen leugen willen noemen. De term “rites de passage” is ontleend aan het gelijknamige boek van de Franse hoogleraar antropologie Arnold van Gennip uit 1908. Hij heeft de theorie ontwikkeld van de overgangsrituelen van de mens. Van Gennep zag in het leven van de mens vier van dergelijke cruciale overgangen: die van de geboorte, van de puberteit, het huwelijk en de dood. Iedere overgang betekent het verlaten van één levensfase om een volgende fase in te gaan. Een kind dat zijn voortanden verliest wordt een groot mens. Elk kind wil groot zijn, maar de overgang naar dat groot zijn is spannend, vandaar die fee, vandaar dat feestje. Die fee en dat feestje temperen de angst die evident is aan verandering. 

Ik snap die moeder met haar twijfel wel.: vertel je zoiets als de tandenfee en vertel je dat Sinterklaas bestaat. Ik heb ervaren dat mijn kinderen opgingen in die verhalen, zoals ze opgingen in hun eigen fantasieën en de sprookjes die hen werden verteld. Maar dat ze óók voortdurend bezig waren met het schiften: wat is echt waar? Wat is maar alsof? En ik herinner me de voortdurende vragen stroom: hoe gaat dit? Hoe komt dat? Is dat echt? Kan dat heus?  Maar ik herinner me ook dat het pas ongemakkelijk voelde als ik bepaalde fantasieverhalen hardnekkig bleef volhouden, terwijl mijn kind de onmogelijkheid ervan doorzag. Die cadeautjes door de schoorsteen, terwijl we verwarmingsradiatoren hadden, dat grote paard op dat  schuine dak. Toen mijn kinderen eenmaal begrepen dat dat niet kon, voelde ik dat ik niet moest proberen toch uit alle macht dat geloof vol te houden. Ik voelde dat ik bij het mee fantaseren niet verder moest gaan dan mijn kind aangaf. Okay, denk jij dat de tandenfee jouw tand verruilt voor een cadeautje; dan komt die fee. Denk je dat dat niet waar is, dan komt ze niet. Kunnen die cadeautjes niet door te schoorsteen, dan staan ze vanaf nu op de stoep. Is het paard te groot voor het dak, dan blijft hij wachten in de straat. Meisje Bloem denkt bij het vinden van een tand in een doosje op de zolder van haar huis dat de tandenfee bestaat, dus is de tandenfee er.

Meisje Bloem vraagt zich af wat ze moet doen met die tand die ze gevonden heeft. ‘Ik weet wat!’ zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Ik geef hem aan mijn broertje. Dan is hij ook een groot mens.’ (43. De tand.) Ook Meisje Bloem associeert een melktand die eruit gevallen is met groot worden. En zij heeft de wens dat haar broertje ook groot mag worden, daarom geeft ze de tand aan hem. Dat groot worden gaat in stappen en elke stap kun je markeren met een feest. Mensen hebben feesten nodig. Mensen worden blij van feesten. Als je blij bent, kun je beter tegen nare dingen die gebeuren.³ Groot worden gaat gepaard met nare dingen, met angst, dat is inherent aan het leven. Maar we kunnen ons wel wapenen tegen de angst die verandering met zich mee brengt door een vrolijk ritueel. Rites als de tandenfee horen in een leukere wereld.

  1. Clémence Leijten (2022) Bloemetje 81.Tandenfee. www.meisjebloem.nl/169-bloemetje-81-tandenfee
  2. Anna van den Breemer Tandefee-leugen, de Volkskrant, woensdag 7 september 2022
  3. Clémence Leijten & Joris Leijten (2018). Meneer Boek Joleijt educatieve producten Nijmegen. www.meneerboek.nl

 

                                                            2