Bloemetje 44: Oriëntatie op jezelf en de wereld.

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt een schoolbord. De zolder is een school. In de klas zitten in haar gedachten kinderen die iets moeten leren: ‘Ik ben de juffrouw’, zegt ze, ‘jullie moeten allemaal naar mij luisteren’. Grappig dat Meisje Bloem meteen de houding aan neemt van een strenge juffrouw zoals ik die ken uit mijn jeugd. Maar in wat zij biedt is zij een schooljuffrouw van deze tijd. Meisje Bloem pakt een krijtje. Op het bord tekent ze een huis met een schoorsteen. Meisje Bloem zegt: ‘Hier woon ik.’ Dit is mijn huis.’ Meisje Bloem zegt tegen de kinderen: ‘Als je geen huis hebt, moet je een huis bouwen. Want als je geen huis hebt, heb je geen kamer om te slapen en geen keuken om te koken’. Ze zegt: ‘En je hebt ook geen zolder om te spelen.’(50. Het schoolbord) Zij pakt een thema en leert de kinderen niet lezen of rekenen; zij betrekt de kinderen bij de wereld. Bij hun wereld, want een huis is dichtbij. Meisje Bloem doceert het vak wereldoriëntatie.

 Ik ben een heel goed boek aan het lezen over de geschiedenis van de Nederlandse schoolmeesters¹. Het laatste hoofdstuk gaat over de huidige tijd. Daarin kom ik een prachtige definitie van het vak wereldoriëntatie tegen. De schrijfster baseert zich op de Kerndoelen voor het Primair Onderwijs die in 2006 door het ministerie van Onderwijs werden gepubliceerd. Ze schrijft: “De ouderwetse vakken aardrijkskunde, geschiedenis en biologie zijn ondergebracht bij het onderdeel ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ met nadruk op het eerste woord. Het is de bedoeling dat leerlingen zich oriënteren, oriënteren op zichzelf, op hoe mensen met elkaar omgaan, hoe ze problemen oplossen en hoe ze zin en betekenis geven aan hun bestaan […], op de natuurlijke omgeving en de verschijnselen die zich daarin voordoen.” Hoe je woont, wat een huis voor jou betekent is een oriëntatie op jezelf. Dat heeft juf Meisje Bloem goed aangevoeld. Ze vertelt niet wat een architect doet, hoe je stenen bakt voor het bouwen van een huis, wat een huis moet gaan kosten. Het gaat in het vak wereldoriëntatie nadrukkelijk niet om het opdoen van kennis.

Het eerste kerndoel van het vak wereldoriëntatie luidt: ‘De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.’ Het tweede kerndoel is: ‘De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.’ Verder moeten de kinderen leren om op hun eigen creatieve werk en dat van anderen te reflecteren, moeten ze waardering leren krijgen voor aspecten van cultureel erfgoed en moeten ze leren hun gevoelens te uiten door middel van beelden, taal, muziek, spel en beweging. Meisje Bloem zou met de kinderen een huis kunnen maken van blokken, vervolgens met haar klas naar buiten kunnen gaan en lopen door de stad om te zien hoe mensen verschillend wonen en daar over praten met elkaar.

Ik heb in mijn kinderjaren van 1954 tot 1968 uitsluitend, stil en luisterend, klassikaal les gehad. Of ik dat leuk vond, hing af van de juf of meester die voor de klas stond. Pas rond 1980 werd de bemoeienis van de rijksoverheid steeds groter en werd er in het klassikale onderwijs steeds meer gedifferentieerd. Dat wil zeggen: kinderen kregen steeds meer onderwijs op maat. Daarbij lag er steeds minder nadruk op het aanleren van basisvaardigheden. De kinderen hoefden niet meer zo perfect mogelijk te leren spellen, niet meer zo perfect mogelijk te leren rekenen of te schrijven. De nadruk lag op dingen daaromheen, op het plezier bijvoorbeeld dat kinderen in hun eigen leesproces krijgen. Bovendien ging het steeds minder om het instampen van feiten. De kinderen hoefden niet stomweg plaatsnamen uit hun hoofd te leren en niet stomweg jaartallen in hun hoofd te stampen omdat de leerkracht dat wilde. Kinderen werd nu geleerd die kennis  zelf op te zoeken in boeken van de bibliotheek of in situaties van hun dagelijks leven en er werd gevraagd: wat vind je ervan?  In het in 2006 verschenen Kerndoelenboekje van de overheid staat bijvoorbeeld bij het onderdeel ‘Nederlands’ dat het niet alleen gaat om geletterdheid, maar ook om ’inzicht krijgen in maatschappelijke functie ervan’ en ‘een positieve attitude’ ten aanzien van taal ². Behalve goed spellen, leren lezende kinderen sinds 1980 discussiëren, informatie achterhalen, plezier in het lezen en schrijven hebben!

 Meisje Bloem is kennelijk het resultaat van dat na 1980 onderwijs. Je kunt haar dingen vragen. Maar Bloem wat is dat dan een huis? Meisje Bloem denkt na over een huis. Meisje Bloem zegt: ‘Een huis is waar mensen wonen. Dieren hebben geen huis. Dieren kunnen geen muren maken, mensen wel. Mensen maken muren en ook een dak. Als het buiten koud is, is het binnen warm, want ze maken ook een kachel en een schoorsteen.’ Maar ze heeft ook een mening over haar huis. Meisje Bloem zegt: ‘Binnen is het veilig, want in het huis zit ook een deur en die deur kan op slot.’ (50. Het schoolbord.) Ik denk dat zij laat zien dat het huidige onderwijs leidt naar mondige, bewust levende mensen.

  1. Rooijendijk C. (2010) Grootvader Piepestok, uitgeverij Atlas, Amsterdam, Antwerpen.
  2. website Rijksoverheid.nl (2006) Kerndoelenboekje overzicht van wat leerlingen in het basisonderwijs minimaal moeten kennen en kunnen.