Bloemetje 24. Koekoek
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem springt steeds, omdat ze alles leuk vindt vandaag. “Meisje Bloem springt twee stapjes naar voren en dan twee stapjes opzij. Ze zwaait met haar armen. En dan staat Meisje Bloem opeens op haar handen. ‘Ik ben een beetje koekoek’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben een beetje koekoek omdat ik morgen een hondje krijg! (48. Geen doos)’ Ik kende het woord “koekoek” als de naam van een vogel; niet als bijvoeglijk naamwoord. Meisje Bloem licht het woord toe. Meisje Bloem zegt een beetje koekoek ben ik als ik gek doe. Mijn moeder roept dan: “Hé Bloem, KOEKOEK! Meisje Bloem zegt: ‘Als ik een beetje koekoek ben dan moet ik springen en dan kriebelt het in mijn buik. Dan kan ik niet stoppen (48. Geen doos).’ In wat de moeder van Meisje Bloem zegt, hoor ik de verzuchting: ‘Alsjeblieft Bloem, doe eens even normaal.’ Voor de moeder van Meisje Bloem is het koekoek-doen iets irritants, iets slaps. De schrijfster Aletha Solter geeft in haar boek Het ongedwongen kind¹ een andere, verrassende verklaring voor dat jolige gedrag van kinderen op zulke momenten een verklaring, waarin het dollen, het koekoek doen, een teken is van sterkte.
De schrijfster legt uit dat dat gek doen vaak ontstaat als een kind iets nieuws voor elkaar heeft gekregen. Meisje Bloem doet in het verhaaltje gek, omdat ze voor elkaar heeft gekregen dat ze het hondje krijgt dat ze als zo lang heeft willen hebben, zoals uit nogal wat verhaaltjes blijkt. Als kinderen de orde kunnen veranderen dan creëren ze een feestelijke situatie voor zichzelf door grappen te maken, want ze zijn sterker geworden. En die kracht willen ze gebruiken. Vandaar dat op je handen staan, dat schreeuwen, dat rennen, dat elkaar plagen. Opeens zijn ze de situatie de baas en dat voelen ze in hun lijf. Die kracht moet eruit. Die kracht heeft liggen slapen en is wakker geworden.
De triomf moet worden gevierd.
Soms op zo’n moment “verpestten” ze de situatie volgens ons volwassenen en slaan ze door door over de schreef te gaan en we boos moeten worden. Iemand die de situatie de baas is, kan ook de situatie breken. Dat is de zegetocht van het moment, begrijp ik dankzij Aletha Solter. Ze beheersen de situatie! Zij hebben bijvoorbeeld hun pyjama zelf leren aan trekken, dan kun je hem ook achterste voren aan doen of op je hoofd zetten. Een liedje dat je uit je hoofd hebt geleerd, kun je veranderen, zodat de woorden niet kloppen meer. Het kind voelt zich machtig dan, een kind experimenteert niet als hij de handeling nog moet leren, want dat zou voor hemzelf het voelen van onmacht betekenen; nu hij de situatie machtig is, durft hij met zijn situatie te spelen en de situatie op zijn kop te zetten. Onzin in het spel is dus niet alleen grappig, maar ook nodig. Mijn zoontje zette het bord waarvan hij voor het eerst zelfstandig at omgekeerd op zijn hoofd - als ik al die eindeloze grapjes van mijn kinderen die me bij tijd en wijlen zo hondsmoe maakten, nu eens zó had bekeken.
De psycholoog Aletha Solter schrijft: “Ouders vinden zulk gedrag misschien lastig, maar voor kinderen zijn gekkigheid en lachen heel belangrijk.” De schrijfster schetst een wereld die ik mij herinner van toen mijn kinderen honderden gedrags-, huis- en taal regels moesten leren. Ze moesten leren zich aan te kleden, netjes te spreken, hun tanden te poetsen, te eten met mens en vork en naar de WC te gaan. Ze mochten geen gesprekken van volwassenen onderbreken, geen speelgoed van andere kinderen afpakken, niet op muren tekenen, niet met vuile schoenen binnenkomen, niet praten met volle mond. Kinderen kunnen onmogelijk al die regels in één keer onder de knie krijgen, zegt de schrijfster. En kinderen beseffen dat, zegt ze, ze zijn zich er van bewust dat hun gedrag niet spoort met de verwachtingen van hun ouders of de juf op school en dat voelt hen als falen. Ze zegt: “Fouten maken is voor kinderen onvermijdelijk en ze worden dan ook vaak gecorrigeerd. Ze krijgen standjes. Hoe reageren kinderen als ze een standje krijgen en voelen dat ze een fout maken? Ze kunnen boos weglopen of in een hoekje gaan zitten mokken. Of ze kunnen de correctie tegen spreken.” Dat is herkenbaar, maar Aletha Solter beschrijft nog een andere reactie. Een kind dat een fout maakt en daarop aangesproken wordt kan als reactie daarop plots de draak steken met de gemaakte fout en met opzet iets fout doen en daarbij hard lachen. Dankzij dat dollen kunnen ze lachen en daarmee van hun pijnlijke gevoelens van ontoereikendheid, schaamte, zenuwachtigheid of machteloosheid ontladen.” Dat verandert mijn kijk op de situatie. Dollen na een standje is nodig dus, zegt Solter. Dat wil ik me herinneren als ik mij op zo’n moment weggezet voel.
¹Solter, A.J. (2004) Het ongedwongen kind uitgave Toorts, Haarlem.