Bloemetje 136 . Een scheet is géén wind

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Anders dan gewoon opent ze geen doos. Ze is bezig met zichzelf. Meisje Bloem houdt haar adem is en knijpt haar billen dicht. Het ruikt hier niet prettig, Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Ik heb een windje gelaten.’ Ze laat nog een windje. Meisje Bloem zegt; ‘Ik heb uiensoep gegeten. De uien willen niet in mijn buik blijven, ze willen weer naar buiten.’ Meisje Bloem is nog op zolder, maar dan gaat ze snel naar beneden.’ Ik moet naar de WC, poepen’, roept ze tegen de dozen, ‘ik kom straks weer terug.’ Ik ben benieuwd hoe Meisje Bloem een windje omschrijft. Ze zegt: ‘Een windje is een vergissing van je billen. Als ik een windje laat, moet ik zeggen: “Pardon voor het windje.” ‘  Meisje Bloem zegt: ‘Raar eigenlijk, want oma zegt dat je dikke buik dun wordt van een windje en dat je dan weer iets kunt eten. ’(39. de Uien) ‘Zo ben ik ook opgevoed, Meisje Bloem. Als ik een windje liet deden mijn ouders geschrokken hun hand voor hun mond en ik moest excuus vragen. Maar jouw oma zegt dat een windje juist goed is en dat een windje opruimt en dat je dikke buik juist dun wordt van een windje. Wat je oma zegt, is ook waar.’

 “Was jij dat, Oma?” vraagt mijn opgroeiende kleindochter. “Ja”, zeg ik, “ik heb een wind gelaten.” Ze zegt: “Nee Oma, dat was geen wind. Een wind hoor je niet; het was een scheet.” Ik doe niks af aan die constatering. Hij lijkt mij waar. Wat ik doe, is wel ongelooflijk genieten van mijn kleindochter in haar relatie tot mij. Dat zij mij aanspreekt op zo iets delicaats en dat ze de woorden “wind” en “scheet” in het bijzijn van haar oma in de mond neemt. In mijn tijd veinsde je een wind van een volwassenen (zeker van een eerbiedwaardige oma of opa) niet te horen. Het woord “wind” kon je alleen denken, maar het woord “scheet’’ dat zei je én dacht je niet, want dat was onbeschaafd grof.

Een windje of een scheet horen niet bij “goede manieren” zeggen de mensen. Vroeger. Nu nog?  De mensen schamen zich voor een windje of en scheet. Ze zeggen: “Windjes laten is niet goed.” Dat is eigenlijk inderdaad wel gek, want álle mensen laten windjes. Ik las in een medisch boek: wel twintig per dag. Toch zeggen mensen dat het niet hoort, omdat ze een windje, een scheet, storend vinden. Een windje/scheet stinkt. Het hindert hen: ze raken er van in de war. Het is niet de bedoeling dat je in de war raakt. Meisje Bloem ontdekte door haar ouders dat “goeie manieren” daarom misschien wel nodig zijn; wel nuttig zijn, om het leuk te houden met elkaar. Geef haar ouders eens ongelijk; je bent niet op de wereld om elkaar te storen.

Mijn kleindochter, velt geen oordeel over mijn scheet. Zij vraagt aan mij eerst: “Oma was jij het?” Ik krijg ruimte van haar om te duiken en te zeggen bijvoorbeeld  dat zij het kraken van de stoel hoorde. Als ik wel ‘ja’ antwoord en zeg: “Ik heb een wind gelaten”, stelt zij vast, dat ik een scheet heb gelaten en dat het géén wind was en leert ze mij, waarom een wind geen scheet is. Omdat ze niet oordeelt, dat ze niet zegt: ‘Bah, oma je stinkt!’, ga ik rustig mee in haar constatering en voel me ongelooflijk goed bij ons gesprek.

Alles zou je elkaar moeten kunnen vragen, vind ik. Maar dat is niet de realiteit: ik vraag niet alles. ‘Alles vragen’ behoort niet tot goede manieren, heb ik geleerd.. Maar als alles gevraagd wordt wél, dan zie ik dat als pluim op onze relatie. En ben ik er intens blij mee. En is mijn opgroeiende kleindochter in mijn ogen een juweel.