Bloemetje 71. Dialoog

Door Joris Leijten
Meisje Bloem speelt altijd alleen op haar zolder. Ze heeft wel haar pop “Vlinder” waar ze mee praat. We mogen middels het boek met haar belevenissen meekijken en meebeleven. Daar is ze zich bewust van.

Dan begint het te regenen. Te regenen! ‘Ik heb een paraplu’, zegt Meisje Bloem, ‘ons kan niks gebeuren. Wij gaan schuilen.’ Meisje Bloem en de pop zitten onder de paraplu. De pop is bang. Meisje Bloem zegt tegen de pop: ‘Er komt altijd weer zon.’ Meisje Bloem en de pop blijven geduldig schuilen tot de zon gaat schijnen. Maar Bloem, wat is dat dan, schuilen? Meisje Bloem denkt na over schuilen. Meisje Bloem zegt: ‘Schuilen is dat je je verbergt voor iets dat je bang maakt. Er kan dan niets meer gebeuren.’ Meisje Bloem zegt: ‘Maar als mijn vader bij mij is, hoef ik niet bang te zijn.’ (24 de paraplu). We laten als auteurs in het midden wie haar de vraag stelt die ze beantwoordt naar aanleiding van het voorwerp dat ze vindt. Is het haar eigen geweten, gedachten, of een alwetende verteller of toch een bezoeker die meekijkt?  De “Maar Bloem, wat is dat dan” vraag  is een  uitnodiging om de stof  te overdenken en er op te reflecteren.

De afgelopen maanden heb ik verschillende malen deelgenomen aan Nijmeegse stadsdialogen “Nijmegen in Dialoog” ¹organiseert waardevolle gesprekken tussen mensen over onderwerpen die belangrijk zijn in hun dagelijks leven, zoals: omgaan met beperkingen; de waarde van vrede; wat het betekent vluchteling te zijn. Ze organiseert die gesprekken op verschillende locaties: in wijkcentra, winkelcentra, kerken met zoveel mogelijk mensen die elkaar meestal niet kennen onder leiding van een begeleider over  een onderwerp. In verschillende ronden praten de deelnemers open over hun eigen ervaringen met het onderwerp. Het dialoog principe is dat men elkaars standpunten respecteert en de ander probeert te begrijpen, in de hoop dat je elkaar verrast en inspireert. De stadsdialogen krijgen een eigen dynamiek omdat iedereen aan het denken wordt gezet en wordt uitgenodigd om de ervaring van de ander toe te passen op zijn eigen verhaal.  Het leidt tot nieuwe inzichten en geven wendingen in het gesprek die heel verassend zijn.

Meisje Bloem had met haar verhalen en wijsheden zo mee kunnen doen met deze Stadsdialogen. Bij  de stadsdialoog “Hoezo Anders” vroeg de organisatie mij ons leesboekje “Mijn erwtje” ² te presenteren over hoe je aan kunt kijken tegen een ander leven, namelijk het leven met een lichamelijke beperking. Oma Jet in het boek kan niet lopen en haar kleinzoon Jop kan niet zien. Zij moeten leven met een beperking, maar Oma Jet gruwt van dat woord en stelt Jop voor om niet alleen hun beperking maar álle problemen, groot en klein, “erwtjes”:  te noemen. Een woord milder, zachter dan het koude harde woord “beperking”. Volgens deze definitie  worden alle mensen gelijk, want er is niemand die geen problemen heeft. Gelijk worden dan  de grote en kleine beperkingen die elk mens heeft  bespreekbaar. Als je er  over je erwtjes spreekt worden de problemen kleiner en behapbaarder, leert de ervaring. Dat is de portee van het boek. Tijdens de Nijmeegse stadsdialogen, heb ik “het Erwtje” bij twee verschillende dialogen ingebracht. Het zette de deelnemers aan tot praten en openhartig zijn over eigen erwtjes.  Ondanks het feit dat de voorbeelden in het prentenboek op kinderleest geschoeid zijn, was ,  de vergelijking naar volwassenen  goed en snel gemaakt.

De gesprekken zijn steeds op dezelfde manier opgebouwd. Eerst maken de deelnemers kennis met elkaar, door  zichzelf voor te stellen. Dan wisselen ze ervaringen uit.  In de derde ronde wordt ingegaan op ieders dromen met de vraag: “Wat is je ideale toekomst?” “Waar willen we heen?”. In de laatste ronde is de vraag: “Welke acties kunnen we hieraan  koppelen om het doel te bereiken en de wereld leuker te maken?”

Meisje Bloem wil graag haar ervaringen delen ondanks dat ze alleen op de zolder speelt.  Tegen de wand van de zolder vindt Meisje Bloem een schoolbord. In het bakje eronder liggen de krijtjes. In de klas zitten kinderen die moeten  leren. Op het bord tekent ze een huis met een schoorsteen. Meisje Bloem zegt: ’Hier woon ik. Dit is mijn huis. ’Meisje Bloem zegt tegen de kinderen: ‘Als je geen huis hebt, moet je een huis bouwen. Want als je geen huis hebt, heb je geen kamer om te slapen en geen keuken om te koken ’Ze zegt Én je hebt ook geen zolder om te spelen.’ En dan begint de dialoog.  ‘Maar Bloem wat is dat dan, een huis? Meisje Bloem denkt na over een huis. Meisje Bloem zegt: ‘Een huis is waar mensen wonen. Dieren hebben geen huis. Dieren kunnen geen muren maken, mensen wel. Mensen maken maren en ook een dak. Als het koud is, is het binnen warm, want de maken ook een kachel en een schoorsteen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Binnen is het veilig, want in het huis zit ook een deur en die deur kan op slot.’’ (50. Schoolbord) Dit verhaal zou het uitgangspunt kunnen zijn voor de stadsdialoog over woon eisen of over de essentie van veiligheid. Ik wil proberen ook de verhaaltjes van Meisje Bloem in te passen in  de serie stadsdialogen. Zodat haar mening ook kan inspireren

Onze Bloemetjes zijn in wezen ook een dialoog met U lezer. Als het goed is nodigen ze ook uit om na te denken en reflecteren. Daarom vinden we het leuk als die dialoog inderdaad op gang komt en wij uw reacties mogen ontvangen op onze “Bloemetjes” en wij kunnen antwoorden.