Bloemetje 14. Groot zijn

Door Clémence Leijten    

Op de zolder staat een schilderij, waarop een moeder haar kind voedt. ‘De baby heeft honger’, zegt Meisje Bloem. ‘In de borst zit melk.’ Ze zegt: ‘Die baby wil groeien.’ Meisje Bloem wil ook  groot zijn. Meisje Bloem zou ook willen groeien. Meisje Bloem gaat staan op haar tenen. Ze wil de balk pakken boven haar hoofd, maar ze kan er nog niet bij (25. Het schilderij). Het is net of haar doel: zo groot zijn dat ze de balk kan pakken, te hoog hangt, zoals koek te hoog hangt bij het koekhappen.  Meisje Bloem zet een streepje op het hout naast haar. ‘Ik ben nu groter dan het streepje van vorig jaar’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben nu bijna een groot mens.’ Meisje Bloem weet waarom zij een groot mens wil zijn: ‘Grote mensen mogen laat naar bed. Grote mensen mogen zelf een snoepje pakken. Grote mensen mogen zelf weten wat ze doen.’ Iemand zei enthousiast: “Over drie maanden wordt jouw kleindochter al drie jaar.’’ Ik keek bedroefd en zei: “Zij is nog steeds twéé jaar!” Wat is dat toch met mensen die niets liever lijken te willen dan dat kinderen groot zijn. Het verlangen van Meisje Bloem om groot te willen zijn, doet mij pijn.

Ik vraag me af of haar streven naar “groot” een natuurlijke drang is, of haar  streven naar groot, niet is opgelegd door ons volwassenen die altijd streven naar groter en meer. De economie moet groter worden, een groot huis, een grote auto, grote kinderen als einddoel van opvoeding. Ons huidige leersysteem is gebaseerd op niet klein maar groot; het zegt tegen het kind: hoe je nu bent is niet goed. Er is kennelijk een norm buiten het kind die moet worden nagestreefd, en pas als het kind daaraan voldoet, mag het meedoen, wordt het toegelaten tot de maatschappelijke wereld. Pas dan en niet eerder.

Filosoof Jan Bransen spreekt van een “startkwalificatie”. Hij zegt in één van zijn blogs tegen ons: “Laat dat woord eens goed tot je doordringen en verplaats je in de positie van het kind dat zich zenuwachtig afvraagt of het toegelaten zal worden.” Hij vraagt ons ons te verplaatsen in het kind als het niet toegelaten wordt… “Wat dan? Want het kind is er al!” Hij zegt: “Het is er al een hele tijd maar al die tijd moet het blijkbaar leven onder het juk van een tijdelijke aanstelling die wellicht niet verlengd zal worden.” ¹ Jan Bransen zegt dat kinderen niet voorbereid hoeven te worden op de maatschappij. “Laat volwassenen stoppen met het toetsen en instrueren van hun leerlingen.” “Leerlingen”, zegt hij, “hebben namelijk geen voorbereiding nodig, maar een warm welkom. [..] zij hebben een samenleving nodig die naar hen uitkijkt, een welkomstcomité dat de rode loper uitrolt, en dat enthousiast laat merken dat ieder kind gezien wordt, dat iedereen welkom is en dat er voor iedereen iets relevants en zinvols te doen is.” Jan Bransen zegt dat jongeren een toekomst nodig hebben, de ruimte: “Zij kunnen met hun levenslust immers bergen verzetten, maar kunnen dat niet als ze het idee hebben dat ze die toekomst eerst nog moeten verdienen. Als ze beseffen dat ze aan de voordeur getoetst zullen worden en dat ze daarom goed voorbereid moeten worden op een samenleving die in eerste instantie eigenlijk niets met ze kan, dan zakt hen de moed in de schoenen, dan wordt hen de lust ontnomen, dan zakken ze onderuit op een bank en laten zelfs toe dat hen verweten wordt dat ze alleen maar willen chillen.” Professor Jan Bransen is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit van Nijmegen en heeft onlangs het inspirerende boek Gevormd of vervormd, een pleidooi voor ander onderwijs ²geschreven, dat een boek is naar mijn hart. Daarin schrijft hij dat het huidige onderwijs ervan uit gaat dat je eerst jarenlang moet leren voor je kunt meedoen aan het maatschappelijk leven. Ten onrechte. Een achterhaald en incoherent idee, zegt hij. Hij meent dat het onderwijs zoveel beter kan: primair onderwijs hoort te draaien om het ontwikkelen van zelfvertrouwen, zodat kinderen hun stem durven te verheffen. Het voortgezet onderwijs hoort ervoor te zorgen dat jongeren een positie verwerven waarin ze ertoe doen, op school en op straat. In het hoger onderwijs zou leren en werken samen moeten gaan. Meisje Bloem is een bewijs van zijn opvatting omdat ze haar eigen weg gaat en van haar ouders de ruimte krijgt om dat te doen. Meisje Bloem vindt op zolder een boek met postzegels. Op de postzegels staan vogels, bloemen en het portret van een koning. Ze wil een brief aan haar oma schrijven en vraagt zich af welke postzegel ze zal nemen. ‘Ik vind mijn postzegel de allermooiste’, zegt de koning. Hij zegt: ‘De postzegel met de koning móét je nemen (13. Het postzegelalbum). Meisje Bloem durft haar stem te verheffen zelfs tegen het bevel van de koning. Meisje Bloem kiest namelijk niet de postzegel van de koning. Meisje Bloem pulkt de postzegel met de bloem uit het boek. Ze likt aan de postzegel en plakt hem op haar voorhoofd. ‘Bloem’, zegt ze, ‘ik heet Bloem. Dat kun je nu zien.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik kan nu met de post mee. Stuur me aan mijn oma, want daar wil ik graag naar toe.’ Meisje Bloem kiest wat zij goed vindt. Meisje Bloem heeft ontdekt dat wat zij wil, dat dat kan, daar is geen belerende ouder en geen school aan te pas gekomen. Zij ontplooit de menselijke eigenschappen die elk mens bij zijn geboorte in zich draagt. Een mens hoeft niets aan te leren, want een mens komt niet als een onbeschreven blad ter wereld, is mijn overtuiging. Een mens kan wel doen alsof hij bepaalde eigenschappen niet heeft: hij kan eigenschappen ontkennen of hij kan zich niet bewust zijn dat hij een bepaalde eigenschap heeft, maar dat verandert niets aan de werkelijkheid dat hij alle menselijke eigenschappen in potentie in zich heeft. Ook opvoeders kunnen ontkennen dat een kind alle menselijke eigenschappen al in zich draagt. De wens van ieder kind om groot te zijn,  is volgens mij niets anders dat het verlangen om de eigenschappen te ontdekken die het in zich draagt en die te versterken. Opvoeding is dan niets anders dan dat verlangen van het kind te faciliteren, zodat het zich kan ontplooien! Dit is genoeg. Sterker nog: dit is alles. ‘Bloem, zo klein als je bent, ben je al goed; je bent er al. Welkom in de wereld, Meisje Bloem!

  1. Blog Jan Bransen Warm welkom, 13 oktober 2019, https://www.janbransen.nl/nl/3205/
  2. Bransen, J. (2019) Gevormd of vervormd, een pleidooi voor ander onderwijs. ISVW   uitgevers, Leusden.