Bloemetje 33. De waarheid in pacht?
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem kijkt in de spiegel. Ze ziet een “mooi” meisje. ‘Leuk ben ik’, zegt ze. Meisje Bloem praat tegen de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem, en je bent ook lief.’ Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester op school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. (18. De spiegel).
Ik wil het hebben over de meester van school, die meent dat hij de waarheid in pacht heeft. Ik heb het niet op de leerkrachten die dat denken en menen dat alleen hun normen gelden en die die tot regel maken. De universitaire basisschoolleraar studeert bijna af. Hogescholen waren tegen, maar hij kwam toch: de volledig universitaire pabo. De eerste studenten zijn nu klaar. Een van hen komt aan het woord in mijn avondkrant. Ze zegt:
“We hebben geleerd om heel kritisch naar onderwijs te kijken. Niet doen wat leuk is, maar wat bewezen effectief is om kinderen te laten leren. Ik denk dat ik binnen mijn team die kritische blik kan brengen.” (1) Ik gruw van deze bewering en heb een zwaar hoofd in het effect van de lessen van deze beginnende leerkracht; ik beklaag de leerlingen. Weet zij niet dat een mens alleen leert als iets leuk voor hem is?
Deze leraar vat haar taak op als: ik ben degene die alles weet, de leerlingen weten niks, ik moet hen leren; zonder mij geen kennis. Deze leraar geeft instructie. Het accent ligt in mijn denken over onderwijs niet op instructie maar op evocatie. Evocatief betekent: gevoelens wakker roepend bij degene die ik onderwijs. Ik probeer gevoelens en gedachten wakker te schudden, die als het ware liggen te slapen. Elk mens kan voelen, elk mens kan denken, maar soms slapen die gevoelens en die gedachten nog. Als die gedachten, die gevoelens wakker worden dan is mijn onderwijs geslaagd. Want een mens kan vervolgens zélf denken wat hij er van vindt, zelf besluiten welk gevoel hem raakt. Dat is anders met instructie geven, dan dicteer ik wat geleerd moet worden en hoe de leerstof moet worden uitgelegd. Lees: de leerling is niet vrij in zijn leren. Instructie betekent, dat ik wat ik goed vind, vertaal, zodat mijn mening begrijpelijk wordt voor de op dit terrein “niet deskundige” leerling. Ik leg zo goed mogelijk uit en de leerling (als hij goed “meedoet in de klas”) aanvaardt dat. Maar bedenk wel; ondanks de misschien goedbedoelde vertaling en de mogelijkheid van de leerling daarop zelf te reageren, is er sprake van een één richtingsverkeer: alleen ik, vertel wat ik belangrijk vind en zeg wat de ander er van dient op te steken, de leerling komt er niet aan te pas.
Proef uit mijn woordkeus dat mijn hart daar niet ligt. De langs deze lijn opgebouwde lesmethode is analoog aan de pedagogische methode van de ‘de mok en de kan’ (Mug en Jug), waarbij ik als onderwijzer de bron van kennis voorstel de onkundige leerling volschenk en de leerling passief ontvangt. De woorden “volschenk” en “beperkt” hebben een negatieve smaak; proef aan mijn woordkeus: zo moet het niet. De antwoorden die de leerling ter beschikking staan zijn namelijk beperkt tot de informatie die ‘ik’ hem geef. Terwijl ik vind: de leerling heeft zelf een wereld te vertellen en hij zelf draagt kennis en een antwoord in zich. Daarom onderwijs ik liever door evocatie, en schep een klimaat waarin zelfontdekking en persoonlijke groei mogelijk zijn.
- Remie, Mirjam De universitaire basisschoolleraar studeert bijna af, NRC, dinsdag 4 augustus 2020.