Bloemetje 3. Voorwerpen met verhalen.

Door Joris Leijten

Meisje Bloem vindt een boek met foto’s van mensen. De hoofden op de foto’s zijn bruin en ook de kleren. Gek, die bruine hoofden, Bloem! Meisje Bloem zegt: ‘Die hoofden zijn bruin omdat het oude foto’s zijn. Foto’s van vroeger zijn bruin.’ Meisje Bloem zegt: ‘De mensen kijken streng.’ ‘Ik denk niet dat ze aardig zijn’, zegt ze. (34. Fotoboek) In het prentenboek Meisje Bloem staat een kind centraal, een meisje.  Ze vindt op de zolder voorwerpen. Die voorwerpen dagen haar uit om ermee te spelen ondanks dat bijna geen van de voorwerpen die zij vindt ‘echt’ speelgoed is. De bruine foto’s uit het album zijn geen speelgoed maar door te kijken trekt ze conclusies dat de foto’s oud zijn en de mensen die erop staan niet aardig. Ze gebruikt de voorwerpen als speelgoed maar met een verrassende wending. De voorwerpen lijken het verhaal zelf aan Meisje Bloem te vertellen. Op het ene antwoord volgen een volgende vraag en antwoord. Meisje Bloem kijkt goed naar de voorwerpen en stelt zichzelf vragen: wat zij zouden kunnen zijn? Hoe zijn zij gebruikt geweest? Soms zijn de antwoorden dichtbij de oorspronkelijke betekenis, soms hebben de antwoorden een wending met een bijzonder verhaal.  Door een spel met het voorwerp te spelen op de zolder komt ze tot verdere inzichten en nieuwe vragen. Zo leert ze! Kinderen hebben spelen nodig om te groeien en soms moeilijke zaken een plaats te geven. Door mee te kijken naar het spelen kan een volwassene zelfs zien waar ze in hun gedachten mee bezig zijn.  Verlies, pijn, angst komen tot uiting in het spel.  Meisje Bloem gaat om met het verlies van haar opa die voor haar in de hemel woont. Meisje Bloem denkt na over de hemel. Meisje Bloem zegt: ‘De hemel is een huis voor dooie mensen. Het is een mooi huis en ze hebben het er goed en ze hebben nooit ruzie.’ Meisje Bloem zegt: ‘Mijn moeder zegt: “Ik weet niet of zo’n huis wel bestaat.” Maar ik vind het een goed idee, dan kan ik mijn opa tenminste ergens vinden. (8. Het trapje).

Kinderen kunnen bijna met niets iets spelen als ze daarvoor ruimte krijgen. In het prentenboek lezen we het verhaal “Jouw zelf” over de vogel die ze speelt alleen met handen en voeten alsof ze vliegt als een vogel in de vrije lucht. Meisje Bloem heeft niks meer om te spelen meer, de dozen die op de zolder staan heeft ze allemaal gezien: Is er nog een doos Bloem, is er nog iets waar je mee kunt spelen? Meisje Bloem schudt haar hoofd. ‘Ik heb alles gezien’, zegt ze. Als je niks hebt te spelen, Bloem, heb je toch nog om te spelen jouw zelf. Meisje Bloem kijkt in de verte, omdat ze denkt. ‘Dat is waar’, zegt ze, ‘je hebt altijd jouw zelf om te spelen.’ Ze strekt haar armen, ze buigt haar knieën, ze duwt haar voeten omhoog. Dan springt Meisje Bloem. Ze zweeft in de lucht. ‘Nu speel ik dat ik een vogel ben’, zegt ze,‘die heet Bloem.’ Ze zegt: ‘Zo, kan ik het doen!’(52. Jouw zelf) Ze gaat met zichzelf in gesprek; ze geeft antwoorden op haar eigen vragen.Van haar ouders mag Meisje Bloem met de voorwerpen spelen op de zolder. Dit kan zowel positief als negatieve elementen uitlokken. De gevonden deken doet haar denken aan het lekkere warme omhulsel van een broodje worst dat samen  met anderen in een warme bakkerij in de toonbank ligt. Als ze het broodje worst speelt, omhuld door de deken, komt ze erachter dat broodjes worst lekker zijn en gegeten worden door mensen en dat ze dan uit de toonbank worden gehaald. Dan schrikt ze ‘wakker’ uit haar ‘dagdroom’. Opeens ligt ze in een bakkerswinkel lekker te geuren met naast zich nog meer warme worstjes in een broodje. Meisje Bloem in het broodje zegt tegen het broodje naast haar: ‘Als er maar niemand komt om ons op te eten.’ Als er toch iemand komt, die zijn hand uit steekt naar haar om haar op te eten, wordt Meisje Bloem gauw wakker. ‘Dat is fijn aan een droom’, zegt ze, ‘je kunt stoppen als het niet leuk wordt.’ (38. De deken)

Ze leert hieruit dat alle voorwerpen positieve en negatieve kanten hebben.      De warme en intieme van een broodje worst is positief, maar opgegeten worden is de negatieve kant

Iedere volwassene wil het liefst nog spelen als een kind. Iedereen heeft nog een klein kind in zich dat graag wil spelen. Maar sommige mensen zijn van mening dat een volwassene niet moet willen spelen en zich niet als kind moet gedragen. Als volwassenen met kinderen spelen, dienen zij de kinderen vrij te laten in hun spel, en hen niet te corrigeren. Het gaat om het spel, niet om de knikkers of om de waarheid. Fouten maken in het spel brengt kinderen tot het ontdekken van de waarheid.  

Net als de bruine foto’s in het fotoalbum van Meisje Bloem herinneringen koesteren aan vroeger, zo zouden de unieke spelmomenten van onze kinderen het verdienen om vastgelegd te worden als een herinnering voor later.

(13-9-2019)