Bloemetje 117. De inktlap

Door Clémence Leijten.

Meisje Bloem herkent op de zolder liefdesbrieven die ooit zijn geschreven. Meisje Bloem doet een doos open. In de doos zit een stapeltje papier. Met een blauwe strik eromheen. ‘Brieven’, zegt ze. Wie heeft die geschreven, Bloem? Meisje Bloem draait het pakje om en leest: ‘Van Joop voor Klaartje.’ ‘Dat zijn namen’, zegt Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Joop wil met Klaartje trouwen.’  (7. De brieven) Meisje Bloem weet in deze tijd van e-mail post nog wat papieren brieven zijn. Meisje Bloem weet in deze tijd van nogal wat ouders die van elkaar scheiden, nog, wat “trouwen” betekent.
Wat is trouwen voor haar? Meisje Bloem zegt: ‘Trouwen is dat je belooft dat je altijd bij elkaar zult blijven en dat je voor elkaar zult zorgen.’  Meisje Bloem is wel een kind van haar eigen tijd. Want ze zegt ook, geëmancipeerd:  ‘Ik wil wel altijd voor mijn vriend zorgen, maar dan moet mijn vriend ook altijd zorgen voor mij.’ Mensen zullen altijd dingen herkennen, ook als de dingen van vroeger zijn, omdat alle dingen een universeel element hebben en zijn van alle tijden. Dat was de boodschap van Bloemetje 116. Bewaard! Joris vraagt zich wel af of er ook dingen van vroeger zijn, die niemand nu meer zou herkennen. Ik dacht daarover na.

Er zijn dingen van vroeger die nu weg zijn en niet meer te traceren door de mensen van nu. Dat gaat om voorwerpen, maar ook om gedáchten van toen. Ik moest daar aan denken met Kerstmis, toen mijn kleindochter bij haar moeder op schoot kroop, omdat ze verdrietig was. Haar moeder begreep de oorzaak: ‘Je kunt nu even niet naar school’, zei ze, ‘je had letters willen leren.’ Mijn kleindochter knikte. Als er nu één ding was, waar je mij blij mee kon maken dan was het ‘het niet naar school hoeven.’ Laatst nog vroeg iemand mij een definitie te geven van vrijheid en het eerste wat bij mij op kwam was: vrij van school. Dat is niet meer zo, kinderen van nu, vinden het meestal leuk om naar school te gaan en vakantie is voor hen kennelijk een hinderlijke onderbreking.

Ik neem u mee naar mijn klaslokaal in 1957. Ik ben zo oud als mijn kleindochter nu. De meisjes moeten handwerken (de jongens mogen timmeren). We breien moeizaam, met steken “’laten vallen” en “ophalen”. Een lapje van 10 cm bij 10 centimeter. We trekken voortdurend aan het lapje om maar klaar te zijn. Zo’n lapje kan niet door de beugel. We breien nog een lapje van 8 bij 8 cm. En nog een lapje van 6 cm bij 6 cm. Dan knippen we van zeemleer een lapje van 9 bij 9 centimeter. En nog een. En een lapje van 7 bij 7 en nog een. Dan stapelen we op het lapje van 10 bij 10, de twee zemen lapjes van 9 bij 9. Daarboven op komt het gebreide lapje van 8 bij 8. Daarboven op de twee zemen lapjes van 7 bij 7. Met helemaal bovenop het gebreide lapje van 6 bij 6.  Door de stapel lapjes in het midden stak je met een draad met aan het uiteinde een knoop van een jas, de lapjes aan elkaar. Dan was je in het “gelukkige” bezit van een ‘inktlap’. Die had je nodig omdat je schreef met een kroontjespen, die je doopte in het potje inkt op je tafelblad. Heel vaak had je teveel inkt aan je pen. Dat gaf vlekken in je schrift, en daarom veegde je dat ‘te veel’ af tussen de lapjes. Ook als je een haar had aan je pen, deed je dat. 

Ik was de lessen handwerken op school liever kwijt dan rijk, omdat we een half jaar, zo niet een jaar, breide aan één inktlap. Het jaar daarop breide we nog een lapje en dan knipte de juffrouw in dat zuur gebreide lapje een gat en dan moesten we dat gat leren dicht ‘mazen’. En zo was er meer geestdodend werk. Het vak “schoonschrijven”! Schrijven  precies tussen de lijntjes met die kroontjes pen. Eén haaltje ónder de lijn werd bestraft. Om een vlek kwam een kring met een rode pen, met daarbij door de lerares geschreven. Foei ! Ik had mijn inktlap moeten gebruiken!  Een bloedhekel had ik aan school daarom.

Mijn definitie van vrijheid is ingekleurd door die ervaring van school. “School” voor mij, staat voor een rem op álles: mijn creativiteit, mijn persoon, mijn wereld. ‘Wacht maar als ik straks van school ben, dan ben ik vrij.’ Pas ná de schoolperiode zou ik gaan leven. Misschien definieert mijn kleindochter ooit ‘vrijheid’ als: naar school mogen en leren; heeft zij, de ervaring dat schoolgaan haar wereld groter maakt en haar leven verrijkt. Dat is mooie gedachte. En die gun ik haar van harte. Juffies en meesters van nu: ‘Kennelijk zijn jullie in staat jullie leerlingen te motiveren.’ Zorg er alsjeblieft voor dat zij en Meisje Bloem in hun schooltijd, geen zelfgebreide “inktlap” meer hoeven maken.