Bloemetje 87. De lappenpop.
Door Clémence Leijten.
In één van de dozen op zolder vindt Meisje Bloem een pop. ‘Jou kan ik net goed gebruiken’, zegt ze, ‘jij wordt mijn vriend.’ De pop kijkt blij. Daaruit begrijpt Meisje Bloem dat de pop haar vriend is. Ze zegt: ‘Leuk om een vriend te hebben.’ Maar Meisje Bloem wat is dat dan, een vriend? Meisje Bloem denkt na over een vriend. Meisje Bloem zegt: ‘Een vriend is iemand die lijkt op mij. Hij is net zo aardig. Als ik lach, lacht hij ook. Als ik een snoepje pak zonder te vragen, pakt mijn vriend ook een snoepje. Als ik zeg dat dat niet aardig is, dan vindt mijn vriend dat ook.’ Meisje Bloem zegt: ‘Met een vriend ben je niet alleen.’ (5. Een pop) Meisje Bloem is alleen op zolder. Misschien voelde zij zich wat alleen; die pop betekent gezelschap, maar nog veel meer. Die pop betekent een spiegel voor haar zelf en een makker in de strijd blijkt uit de verhaaltjes die volgen. Een pop betekent dat ze nu nooit meer alleen is. Het is gauw 5 december. Sinterklaas zal een boel poppen brengen, dat deed hij vroeger al.
“Oh kom er eens kijken, wat ik in mijn schoentje vind, alles gekregen van die goede Sint: een pop met krullen in het haar…” Ik heb zo’n pop gekregen toen ik klein was en nog een. Het was eigenlijk altijd een meisje. De pop was gemaakt van een soort papier-maché, dat roze gelakt was. Als de pop op zijn neus viel zat er daarom een deuk in, die je niet meer kon maken. Als je de pop in de regen hield, werd hij slap. Zo’n pop zat met een elastiekje in een kartonnen doos vastgebonden. En er zat een deksel op de doos. Heel soms zat er een doorzichtig ruitje in de deksel, waardoor je in de doos de pop zag liggen terwijl de deksel dicht was. De poppen lachten altijd fijnzinnig, hun handjes in altijd de zelfde stand. Inderdaad, zij hadden altijd “krullend haar”, dat je niet mocht kammen omdat anders het kartonnen dekseltje waarin de haren waren geplant, loskwam van het hoofd. Duurder waren de poppen met ‘slaapogen’ waar de wimpers de ogen sloten ten teken dat de pop moe was. In een ‘mama’ pop, nog duurder, zat in de rug een rond doosje met gaatjes met daarin een stem. Als je de pop omlaag en omhoog bewoog, zei hij: ‘ma-ma.’ Dat was prachtig, vond je, terwijl laten we eerlijk zijn die stem klonk als een blatend schaap. In die tijd was er ook een poppendokter die de ogen die naar binnen waren gevallen kon lijmen weer. En de losgeraakte armen weer aan de romp kon maken met een haaknaald en elastiek. Je moest niet met die poppen gooien en je kon ze niet slaan; eigenlijk kon je met die poppen niks; alleen maar naar kijken.
Meisje Bloem vindt een lappen pop die net zo goed een meisje als een jongen kan zijn, want de pop heeft een lang hemd aan. Ze vraagt: ‘Ben je een meisje of een jongen?’ Meisje Bloem zegt: ‘Een meisje heeft een jurk. Maar misschien is het geen jurk, maar een jas van een jongen.’ (5. Een pop.)’ Meisje Bloem pakt de pop. Ze vindt hem lief. Hij wordt haar vriend. Ik kan me niet herinneren dat zo’n kartonnen pop die ik kreeg van Sinterklaas een vriend werd; het was eerder een mooie dame met haar hoedje op en jurk met roesjes en pofmouwtjes, een figuur op afstand. De pop van Meisje Bloem is duidelijke een lappenpop. Een lappenpop is zacht en aaibaar en als je hem onder de douche houdt dan kun je hem aan de lijn drogen en je kunt er mee gooien. Dat maakt hem tot iets waar je van kunt houden. Zo’n pop kan ook mee naar bed. Mijn kleinkinderen hebben tientallen van die poppen. Ze kennen ze allemaal en ze gaan niet slapen voordat ze allemaal een plek hebben in hun bed. Hun relatie tot hun poppen is hecht. Ik vergelijk ze met mijn papier-maché poppen en de poppen van mijn oma die van porselein waren gemaakt en altijd koud en hard bleven. Grappig, denk ik nu, dat in het materiaal een emotie besloten ligt. Konden wij daarom zo slecht om gaan met emoties? Of was dat de moraal van die tijd: je uitte je liefde niet, je hoorde niet boos te zijn, en blij was je met mate.
Een lappenpop heeft nog iets, dat andere poppen, ook de plastic poppen van nu, ontbeert. Hij is duidelijk door mensenhanden gemaakt. Iemand, een moeder, een opa, een tante heeft die pop gemaakt. Er is naar lappen gezocht, er is een patroon getekend, er is genaaid, de ogen zijn er op geborduurd met garen en ook de mond. Zo’n pop is gegroeid onder de handen van mensen. En dat zie je, dat voel je als je zo’n pop in je handen neemt: hij is met liefde gemaakt. Ik heb eindeloos veel poppen gemaakt voor mijn kinderen zomaar of voor Sinterklaas of voor hun verjaardag. De vrouw die ooit mij hielp met schoonmaken in huis, vond het nodig om tegen mijn vriendin te zeggen, dat de vrouw waar zij werkte zó arm was, dat die zélf het speelgoed voor haar kinderen moest maken. Die vrouw had wat ik vertel hier, dus niet begrepen. De meerwaarde van een pop die door jouw moeder of jouw opa of speciaal voor jou door een tante is gemaakt, is enorm en nodigt uit tot liefhebben. Ik heb nooit een lappenpop gehad. Ik heb een lappenpop gemist.