Bloemetje 93. De po

Door Joris Leijten.
Meisje Bloem vindt in ons boek steeds voorwerpen waarvan ze weet wat het zijn en weet waarvoor ze gebruikt worden; voorwerpen die haar interesseren. Het is geen toeval dat Meisje Bloem iets vindt dat haar interesseert, omdat die voorwerpen haar herinneren aan iets, dat haar op dat moment bezig houdt. De zakdoek waarmee zij zich wil verbergen om een ruzie op school, het trapje waarmee ze haar opa in de hemel denkt te bereiken naar wie ze verlangt of de tand bij de geboorte van haar broertje. Of het zien van een voorwerp wordt ingegeven door de emotie waarin zij is. Omdat ze boos is, of bang, of verdrietig of blij. Het touwtje, dat ze vindt omdat ze bang is voor de wind. De roltong omdat ze blij is en haar verjaardag wil vieren.
Maar voor bijna alles geldt: ze kan zich voorstellen dat al die voorwerpen door anderen zijn bewaard en zij kleurt ze bij met haar eigen beleving.

Als Meisje Bloem het niet helemaal weet waarom iets op de zolder bewaard wordt, verzint ze er een leuk verhaaltje omheen, zoals bij het verhaaltje “de Kom”. De kom, die ze vindt, is niet een gewone kom voor sla of soep, maar een po. Meisje Bloem zegt: ‘Heel lang geleden waren er nog geen wc’s. Dan moesten de mensen op de pot plassen en ook poepen.’ En dan, Bloem? ‘Dan kieperden ze de poep en de plas uit het raam zo op straat.’ ‘Je rook op straat de plas en de poep’, zegt Meisje Bloem en ze knijpt in haar neus. Meisje Bloem gaat zitten op de pot. Meisje Bloem denkt aan een pot met een dikke poep. Ze kijkt naar het zolderraam en ze zegt: ‘Daar loopt een deftige mevrouw en ik kiep de pot naar buiten.’ Meisje Bloem’s ogen lachen. Maar dan zegt ze streng: ‘Nee, Bloem, niet doen, dat is smerig.’ (16. De kom).
Het is waar, de kom die ze vindt, is een po om op de poepen en plassen. Vroeger waren er open riolen in de steden en werden uitwerpselen in een po in het open riool leeg gestort, ook als eten voor de dieren. Maar ik neem aan dat het niet de gewoonte was om de po met inhoud bewust op een deftige dame uit te storten. Dat is een binnenpretje van Meisje Bloem.

Voor kinderen is het heel leuk om te fantaseren, ook over dat wat eigenlijk van grote mensen niet mag en grote mensen smerig vinden. Ik heb het verhaaltje van de kom in verschillende situaties voorgelezen aan volwassenen. 
Zij willen dit verhaal niet horen, omdat het over poep gaat en ze willen zeker de uitleg van Meisje Bloem niet horen. “Poep is wat overblijft van een boterham. Die je hebt gegeten. Dat wat nog overblijft dus en wat je niet meer kan gebruiken. Als je voelt dat je moet poepen, wil je poep eruit.’ Ze zwaait naar de poep die ze bedacht heeft. Meisje Bloem zegt: ‘Het was een mooie poep, een poep met een krul.’ (16. De kom)  Voor mij is het één van mijn lievelingsverhaaltjes omdat het ondeugende gedrag van Meisje Bloem mijn humor prikkelt; ik word in haar actie meegezogen. Het is herkenbaar die leuke grappige spanning. Ik voel de ontsteltenis van de dame. Ik ruik de poep en tegelijk weet ik, net als Meisje Bloem, dat haar gedrag niet door de beugel kan.

Hetzelfde geldt ook voor het vinden van een lege fles wijn. Waarom bewaren haar ouders een lege fles wijn op de zolder? Mogelijk heeft dat te maken met de herinnering aan een leuk feest of een belangrijke gelegenheid van haar ouders. Dat weet Meisje Bloem niet. Maar haar gedachten bij de fles dwalen af in haar herinnering vol associaties. Het is geen gewone fles, denkt ze, het is een toverfles. ‘Wie ruikt aan de fles zal veranderen in ennuh… in ennuh… in ennuh… een madeliefje.’ Bloem ruikt aan de fles. ‘Nu ben ik een echte bloem, een madeliefje’, zegt ze. Meisje Bloem denkt aan haar opa. Ze zegt: ‘Hij noemde mij een madeliefje, omdat hij mij lief vond.’ Meisje Bloem zegt: ‘Opa zei ook altijd: “Bloem, geef me een zoen.”’ Meisje Bloem wordt blij als ze daar weer aan denkt, haar ogen glimmen en ze rijmt: ‘Bloem geef me een zoen. Ja opa, dat zal ik doen.’
(11. De fles). De wijnfles is een ding.  Daar heeft Meisje Bloem als jeugdige nog niet veel mee te maken. Ze zal het meemaken, als ze zit te eten aan tafel met volwassenen waar alcohol wordt gedronken en mensen praten over de wijn, over de smaak en de geur. Ze ruikt aan de lege fles en ruikt de geur van madeliefjes, die haar doen denken aan haar lieve overleden opa die er niet meer is.

Er zullen wel honderden voorwerpen liggen op de zolder met elk hun eigen verhaal. Daar kunnen ook weer honderden associaties/ herinneringsverhalen aan gekoppeld worden door Meisje Bloem. Als ze over een paar jaar weer terugkomt op de zolder heeft ze weer veel andere dingen meegemaakt en heeft ze er weer andere gedachten bij. Omdat haar leven verandert en zij dan nieuwe emoties heeft. Als we eens schrijven over Meisje Bloem als ze op de zolder is van haar ouders en tien jaar ouder is en dingen vindt?  Ik ben benieuwd wat haar bevindingen dan zijn en wat ze denkt. Ik zou dat boek ter zijner tijd willen schrijven.