Bloemetje 88. Stress
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is vaak op zolder. Daar gaat ze graag naar toe. Mag dat van je vader en moeder, Bloem? Meisje Bloem zegt: ‘Ja dat vinden ze goed.’ Meisje Bloem motiveert dat. 'De zolder is mijn liefste plek in ons huis. Ik ben er vaak.’ Ze zegt: ‘Ík ben daar helemaal alleen. Ik kan op de zolder doen wat ik wil.’ (2. De dozen). Zijn er nu mensen die argwanend denken: wat doet ze daar? We kunnen het haar vragen: ‘Maar Bloem, wat is dat dan een zolder voor jou? Meisje Bloem zegt: ‘Een zolder is een plek waar mensen spullen bewaren. Spullen die oud zijn, maar niet weggegooid mogen worden, omdat al die spullen nog een verhaal hebben.’ Meisje Bloem zegt: ‘De spullen vertellen een verhaal aan mij.’ Dus dat mag van haar ouders! Vorige week sloeg de vereniging van jeugdartsen alarm. Ze constateren toenemende stress bij middelbare scholieren. Begin november meldde de Kindertelefoon een toename van het aantal telefoontje over stress. Wat opvalt, schrijft de organisatie op haar website, is dat kinderen zeggen dat ze naast de druk vanuit school “ook stress ervaren door de druk die ouders opleggen.”.¹
Mijn vriendin volgt vorderingen van haar kind op de middelbare school nauwgezet. Ze kijkt dagelijks in Magister, of een soortgelijke app welk huiswerk haar kind heeft, hoe laat hij waar moet zijn, of hij te laat was vandaag of eruit gestuurd- én welke cijfers hij heeft gehaald. Er is zelfs een alarmfunctie die melding stuurt telkens als een cijfer bekend wordt. ‘Vind je dat normaal?’ vroeg ik. ‘Ja’, zei ze, ‘anders weet ik niet welk huiswerk mijn zoon heeft en hoe hij er voor staat.’ Ik zei: ‘Als je dat aan je zoon vraagt, kun je het weten.’ ‘Dit is handiger’, zei ze, ‘als ik het vraag moet ik maar afwachten of ik het juiste antwoord krijg.’ Ik schrok daarvan. Deze reactie gaat uit van fundamenteel wantrouwen. Bovendien als een kind iets niet vertelt dan kan dat weloverwogen zijn en in mijn ogen is hem dat gegund; het is zijn leven.
Wij hadden vroeger een papieren schoolagenda. Geen ouder die daar in keek. Je kon er alles in schrijven. Je kon er plaatjes in plakken, zelfs die niet door de beugel konden. Daarvoor golden de regels die golden voor een dagboek; het was helemaal van jou. Daarom geen haar op mijn hoofd die zou kijken in de agenda van mijn kind destijds. Ik maakte nooit een brief open die aan mijn kind was geadresseerd, dat is mijn inziens gewoon een vorm van beschaving. In de tijd dat mijn kinderen opgroeiden waren er nog geen zaktelefoons. Maar weer: ik zou die telefoons nooit openmaken, nooit kijken wie er had gebeld. Ik had een mond; ik kon dingen vragen.
De ouders van Meisje Bloem hadden kunnen zeggen: ‘Wat doe jij allemaal op die zolder.’ In hun ogen was wat zij deed misschien nutteloos, en kon ze daarom haar tijd beter gebruiken? Of ze zeiden: ‘Maak je niks kapot’, of erger nog ‘Neem je niks weg’. Dat laatste is het wantrouwen ten top. Maar dat zeiden de ouders van Meisje Bloem niet. Ze lieten haar lekker naar boven gaan. Zij lieten haar daar zelfs blijven toen er bezoek kwam en zij Meisje Bloem vroegen om beneden te komen om meneer en mevrouw Jansen een handje te komen geven (37. De stoel) en zij dat, laat ik het eens deftig zeggen: om haar ‘moverende’ reden weigerde. Het was háár wereld vonden haar ouders kennelijk. En hoe mooi is dat! Een ander ouderpaar in mijn omgeving hebben een zoon die het prettig vindt een tijdje op de WC te zitten. Dan denkt hij, dan leest hij een boek. En dat mag. ‘Hij heeft behoefte aan een moment voor zichzelf’, zeggen ze en daarmee is de kous af. Goud vind ik dat. En heilzaam voor de kinderen die nu gestrest rondlopen op middelbare scholen. Toe maar kinderen, doe wat je voelt dat je prettig vindt inclusief vervelen, het hoort er allemaal bij.
¹.Patricia Veldhuis en Frederiek Weeda. De ouders krijgen meteen een melding van die 5. NRC zaterdag 3 december & zondag 4 december 2022.