Bloemetje 32. Actief luisteren
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Beneden roept haar moeder dat meneer en mevrouw Jansen gekomen zijn en dat Meisje Bloem hen moet komen begroeten. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.’ Meisje Bloem haalt haar neus op. Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen praten alleen met mijn vader en mijn moeder.’ Ze zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten’ (37. Een stoel). Deze scene uit het prentenboek is een aanklacht van een kind naar een volwassene: “Ze praten niet met me, ze luisteren niet.” Dodelijk is dat voor een kind. Ik proef in de houding van meneer en mevrouw Jansen de neerbuigende houding van ‘het is maar een kind, een kind kan nog niks’ en de norm ‘als de volwassenen praten moet een kind zwijgen’ en een cultuur waarin een kind moet aannemen dat ‘het is zoals het is’. Weten meneer en mevrouw Jansen wat ze aanrichten?
Nog nooit zag ik het niet luisteren naar kinderen en het vanzelfsprekende en het effect ervan navranter beschreven dan in het Boekenweekgeschenk van 2008: De Pianoman van Bernlef (1). Bernlef werd getrokken door het waargebeurde verhaal van een man die aanspoelde op het strand bij Sheerness (Engeland). De man praatte niet en kon alleen piano spelen. Bernlef kiest voor zijn verhaal als personage de jonge Thomas Boender, die in een zeer zwijgzame familie opgroeit waardoor hij pas op zijn vierde gaat spreken. Thomas Boender is de enige zoon van Jelle en Tsjitske Boender. De familie zit aan tafel als het verhaal begint. Er wordt gegeten. Thomas zit in zijn kinderstoel tegenover zijn ouders. Bernlef schrijft: “Jelle en Tsjitske keken over het kind heen naar de weilanden. Hier en daar liep een koe, twee of drie schapen, die zich grazend traag in al dat groen voortbewogen. In de verte stak de torenspits van het naburige dorp de lucht in, waarin heel hoog een reeks schapenwolkjes dreef. Ze namen van dit alles geen notitie, hun omgeving was voor hen vanzelfsprekend, op het onzichtbare af.” Ze nemen van hun kind geen notitie, Thomas is voor hen als het ware onzichtbaar. Het is vanzelfsprekend dat hij er is. Er is geen reden om met hem te praten. De eerste drie jaar van zijn leven sprak Thomas Boender geen woord. Op zijn vierde zei Thomas op een avond: ‘Honger, Koek.’ Na die twee woorden volgt de reactie daarop van zijn ouders. “ ‘Heb jij hem dat aangeleerd?’ Er klonk achterdocht in Jelles stem. Tsjitske schudde haar hoofd. ‘Dan moet hij het zichzelf hebben aangeleerd.’ ” De schrijver zegt: “En zo begonnen ze tegen Thomas te praten. Eerder waren ze niet op het idee gekomen. Je praatte niet tegen een koe, een geit of een kip. Vandaar. Zodoende dus.” Je praat niet tegen een kind vinden Jelle en Tsjitske, je praat niet tegen een kind vinden meneer en mevrouw Jansen; je luistert niet naar kinderen. Er zijn veel Jelles en Tsjitskes en meneer en mevrouw Jansens op de wereld.
Luister ik naar mijn kinderen? Ik luister gewoon naar mijn kinderen: ze willen iets drinken dan haal ik glas limonade. Als ze vertellen dat ze gevallen zijn dan plak ik een pleister. Maar luisteren en zeker actief luisteren, is wat anders, heb ik geleerd uit het boek Luisteren naar kinderen van de Amerikaanse psycholoog Thomas Gordon (1973). Actief luisteren is meer dan gewoon luisteren en verder niets zeggen. Bij actief luisteren probeer je voortdurend de gevoelens van je kind met je eigen woorden samen te vatten.
Ik moet om actief te kunnen luisteren bereid zijn de gevoelens en verlangens van mijn kind te begrijpen en te accepteren. En dat is knap lastig, want kinderen uiten hun gevoelens vaak niet direct. (Omdat ze zelf niet weten wat ze voelen of omdat ze het gevoel niet onder woorden kunnen brengen, of omdat ze hun gevoel niet durven uitspreken.) Zo kan mijn kind dat bang is in het donker dit als het ware verpakken door mij te vragen of het licht aan mag blijven. Door actief te luisteren, kom ik er achter dat mijn kind bang is voor het donker. Als mijn kind vraagt om een lichtje in de slaapkamer, reageer ik volgens Gordon goed als ik zeg: ‘Je bent bang om in donker te slapen.’ Dan heb ik uit de woorden van mijn kind het gevoel gehaald dat er achter zat en dat onder woorden gebracht. Ik oordeel niet. Ik zeg niet: ‘Er is toch niks om bang voor te zijn’. Ik geef geen advies, geen mening, geen oplossing. Ik breng alleen de gevoelens en verlangens van mijn kind onder woorden. Wat Thomas Gordon wil bereiken is dat ik de gevoelens en de verlangens van het kind herken en die aan mijn kind verduidelijk en zo mijn kind de kans te geven om zijn eigen probleem op te lossen, want dat sterkt het eigen bewustzijn.
Niet altijd vraagt een kind om actief luisteren. Soms wil het alleen maar iets weten. Niet altijd vinden kinderen het prettig om over hun gevoelens te praten. Soms hebben ze er geen tijd voor. Het kan ook zijn dat ze het te pijnlijk vinden over hun gevoelens te praten en dit laten merken door een andere kant uit te kijken of ongeduldig worden. Actief luisteren is in zo´n geval dan juist er verder niet op in gaan, zegt Thomas Gordon.
- Bernlef (2008) De pianoman, uitgave Querido, Amsterdam, een uitgave van de stichting CPNB ter gelegenheid van de Boekenweek 2008.
- Gordon, Thomas (1973) Luisteren naar kinderen, uitgave Elsevier, Amsterdam/Brussel.