Bloemetje 53. Ja juist!
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt tussen de dozijn een dooie muis. Zijn velletje is verdroogd. Hij is en beetje ingedeukt, Bloem. 'Hij is dood', zegt Meisje Bloem, 'hij is helemaal stijf.' [..] Meisje Bloem neemt de dooie muis in haar handen. Ze aait het kopje. De muis is koud. (6. De dooie muis) Je kunt je afvragen of je in een boek voor jonge kinderen moet praten over de dood. Van dat niet strijdig is met de "tere" kinderziel. Zo je ook niet zou mogen praten over seksualiteit. Over milieuproblemen. Dat zijn controversiële onderwerpen, waar een leerkracht bijvoorbeeld, zich niet aan zou moeten wagen. Dat vinden sommige mensen. Ik ben het daar niet me eens. Die onderwerpen maken deel uit van het kinderleven. Die onderwerpen negeren, is je vriendelijk negeren. En negeren, wetende dat we uit de psychologie, is erger dan pesten nog. Toch weet ik dat het voor veel leerkrachten een dilemma is.
Alles waar kinderen me bezig zijn, zou bespreekbaar moeten zijn. En ik vraag me af: kan dat? Leraren die moeite hebben met het denken van deze thema's aan de gezinssituatie van de kinderen. Ze houden rekening met de groep waar hun leerlingen thuis horen. De leerlingen hebben soms grote, zeer grote invloed van hun omgeving op hun denken, voelen en willen en op hun gedrag. Die leraren vinden dat het niet is aan raden het soort van zijn omgeving te vervreemden door iets te bespreken waar thuis niet over wordt gesproken. Dat is punt om over na te denken, maar toch...
De sfeer van een groep heeft invloed op hem, dat is duidelijk, maar hij kan ja zeggen van nee willen mensen in hun natuur eigenschappen bezitten als 'reflecteren', als 'evalueren'. Meisje Bloem doet dat. Haar oom Ben maakt altijd weer hetzelfde grapje. Oom Ben zegt altijd: "Ik haal je neus eraf" en dan doet hij het stukje van mijn neus tussen zijn vingers. Oom Ben denkt dat ik dat geloof maar ik zie dat de duim is.' Meisje Bloem zegt: 'Oom Ben moet dan heel erg lachen. Ik niet. Dan wordt oom Ben boos op mij, omdat ik niet lach.' (17. De fopneus) Meisje Bloem zegt tegen oom Ben dat hij niet grappig is.
Een mens heeft eigenschappen die kunnen reguleren. Meisje Bloem gebruikt die eigenschappen. Dat kunnen we van haar leren. Als je leerlingen niet leren reguleren dan onthoud je hen gereedschap om in de samenleving te functioneren.
Mijn soort is lid van een aantal groepen. Dat lidmaatschap is bij de geboorte bepaald als ons gezin van de familie en de taalgroep waarin mijn soort leert praten. Het land van geboorte is een groep. En soms is het lidmaatschap vrijwillig gekozen als de voetbalclub. Toch is de levensopdracht van mijn soort om in zijn bende naar volwassenheid zijn eigen grondvlak te ontdekken en om te leren hoe het eigen gevoel en denken dienen te prevaleren boven het denken en voelen van de groep die door zijn omgeving worden uitgedragen. Ik ben van mening dat ieder mens eigen verantwoordelijkheid is voor zijn gedrag. Een mens kan zich weerloos maken van machteloos wanen in sommige situaties (voor het eerst dat hij niet gedwongen is); hij moet zich realiseren dat hij zich uit vrije wil en bij zijn volle verstand in die situatie heeft begeven. En dan dat hij – zelfs als hij zich laat meeslepen door de sfeer – niet gedwongen wordt tot bepaalde handelingen. Hij kan ja van nee zeggen tegen de groepscultuur: een mens kan kiezen. Als het hem goed voelt, kan hij meedoen, als het hem niet goed voelt, kan hij het laten. Dat is mijn insteek, maar ook de insteek van Meisje Bloem. Die insteek is de leidraad in het dilemma dat ik schetste. Denk daarom dat je kinderen op de basisschool moeten denken over alles in hun omgeving. Ook over milieuproblemen, ook over seksualiteit. Ook over dood. Praten met kinderen? Ja dus. Juist!
Hoe pak je als leerkracht dat aan. Door zelf hardop te benoemen wat je denkt terwijl je praat. Je geeft het voorbeeld. Je zegt: 'Ik heb een poes die doodgaat. Opeens was hij helemaal stil en kon hij niet meer bewegen. Ik kon hem wel aaien en lieve woordjes zeggen, maar de poes hoorde me niet meer'. Van : 'Ik ben geen man, maar een vrouw. Dat kun je zien aan de borsten die ik heb' en je strijkt over je trui. Van: 'In mijn tuin is gister zoveel regen gevallen, dat het wel een zwembad prei. Er was te veel water en kon niet meer in de put weglopen. Dat was vroeger nooit zo, maar nu is het al twee keer gebeurd.' Dat nodigt de leerlingen uit om te vertellen wat ze in hun leven aan dood hebben ervaren, dat zij ook een vrouw / meisje zijn van geen meisje maar een jongen en waaraan je kunt zien en wat zij hebben meegemaakt aan milieuproblemen door het opwarmen van de aarde. Als je dit als leerkracht altijd doet dan raken de leerlingen gewend aan deze manier van denken en komt er vanzelf een gesprek op bende. Je hoeft dus geen duizenden vragen te doen over de leerlingen af te vuren. Het is hardop mijmeren van jou, wat de leerlingen uitnodigt hun gedachten te vertellen, geholpen wellicht door suggesties in het lesboek dat bij het prentenboek hoort (1).
Door samen te praten is ieder bewust van eigen kennis, van wat kan hij, van wat hij vindt en kan hij dat vergelijken met wat anderen vinden. We zien dat iedereen anders denkt en we leren rekening houden met die verschillen. Sommigen zullen een dooie poes eng vinden en niet durven kijken. Anderen vinden een dood dier interessant. Dát ontdekken in jezelf, is jezelf leren kennen. Met de vraag tenslotte: 'Wat doe ik, met een dier dat doodgaat?' nodig ik mijzelf uit te handelen naar wat ik denk en voel. De een wil van zijn dode vis door de wc spoelen. De ander maakt een grafje met een bloemetje erop. Weer een ander geeft een dooie muis aan de kat. Van iemand bedenkt iets heel nieuws; hij trekt de dooie muis een jurk van de pop aan als Meisje Bloem in het verhaal, want de muis het koud heeft. Sommige leerlingen willen met een grote boog om de dood heen. Anderen willen juist op de dood af stappen. Ieder mens is anders, dat hebben we in ons gesprek. Alles wat iemand zegt, is goed: het is mening en zijn visie die moet worden. Het ontbreken van een zogenaamd juist antwoord voor het gesprek een leeractiviteit wordt die moet leiden naar die ene 'goede uitkomst. Er komt geen conflict met de thuissituatie. Wij kunnen in dit gesprek in principe geen 'fouten'' maken. Het is de grondregel van mijmerend praten met elkaar.
- Leijten, Clémence & Leijten Joris (2019) De gedachten van Meisje Bloem, lesboek met aanknopingspunten bij het prentenboek Meisje Bloem. Joleijt educatieve producten Nijmegen.