Bloemetje 41. Minder is meer
Door: Joris Leijten
Het proces van het maken van een kinderboek zoals ons prentenboek Meisje Bloem is naast een goed idee hebben, het verhaal bedenken en het schaven, proeven en polijsten van de teksten. Het idee is er als eerste. Ons uitgangspunt. In dit geval een meisje, Bloem, dat op ontdekkingstocht gaat op haar zolder. Daar gaat ze in dozen op zoek naar een verhaal waar ze van leert. Voor kinderen is het van belang dat het verhaal herkenbaar is en dat er herhaling in zit. Het vertelpatroon herhaalt zich daarom in elk van de 52 verhaaltjes. Maar toch zijn alle verhaaltjes verschillend. In elk verhaaltje vindt Meisje Bloem iets anders en wilden wij er onderhuids steeds een andere levensles in verwerken. Hiermee geven we de kinderen iets mee zonder dat we met het vingertje wijzen of te oordelen of iets goed of fout zou zijn. Als het idee sterk is volgen vanzelf andere associaties in het verhaal. Haar naam Bloem bijvoorbeeld leidt tot groeien, ontplooien, zaaien, oogsten en komt in veel verhaaltjes voor.
In het verhaaltje De Zaadjes is het wel heel; duidelijk geënt op haar naam Bloem. Ze vindt zaadjes die ze gaat planten om veel bloemen te krijgen. “‘Kom maar bloemen’, zegt ze, ‘kom maar naar de wereld.’ Meisje Bloem slaat lief haar arm om de pop. Ze zegt: ‘Bloemen houden van mensen.’… ‘Daarom hou ik van jou.’ Met uiteindelijk de vraag die ze beantwoord: Maar Bloem, wat is dat dan, ontstaan? Meisje Bloem denkt na over ontstaan. Meisje Bloem zegt: ‘Ontstaan is dat iets begint. Iets, dat er nog niet is geweest.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een mens kan beginnen, en een dier, en een plant. Maar ook een plannetje. En ook vriend worden met iemand.’ (27 De zaadjes)
Na de eerste versie van het verhaal volgt een lang proces van het schaven en polijsten van elk verhaaltje. Elk woord wordt geproefd, bijna letterlijk overdenk je het en spreek je het hardop uit en voel je of het en goed woord is met de juiste lading en betekenis.
Er zijn talloze versies van het boek heen en weer gestuurd tussen de twee auteurs. En elke keer weer die vraag ‘is het goed zo?’. Is er niet een mooier alternatief of is het verhaal niet te langdradig en kunnen er passages weg? Minder is meer is een bekende uitdrukking die wij omarmen. Door lang te puzzelen op een tekst komen we tot de feitelijke kern van het verhaal. We zijn gewend om enthousiast breed uit te spreken en te schrijven maar wij stellen ons tot doel in onze kinderboeken, om op de teksten te broeden en te focussen op wat we echt willen zeggen en het te veel te laten vallen. “Eenvoud is het kenmerk van het ware”. Die uitdrukking hebben wij ook hoog.
In de volgende fase van het proces bekijken wij de tekeningen. Het is prachtig dat Clémence Leijten naast het meewerken aan de teksten ook onze ideeën kan tekenen. Het heeft een toegevoegde waarde dat lezers het verhaal ook kunnen zien. Hierbij stellen wij ons ook de vraag: is het nodig om alles te laten zien, ook dingen die niet in de tekst staan? Minder laten zien is directer; meer leidt af van de kern wat we willen laten zien. Zo werken we ook in zwart wit, omdat kleuren afleiden, vinden we: kleuren brengen goed een sfeer over, maar wij focussen in onze boeken op de situatie. De drie tekeningen per verhaaltje zijn dezelfde dag getekend in dezelfde flow. Dan wordt er aan de tekeningen nog heel vaak geschaafd en daarna worden ze door mij uit gekaderd, waarmee we het accent op de situatie nog meer vergroten.
Het is een prachtig samenspel tussen schrijvers, tekenaar, vormgever en uitgever. Het maakproces is hierdoor mooi en zorgvuldig; we zijn met elk boek zeker een jaar mee bezig.
Het resultaat/effect is wel dat de prentenboeken “kinderen” van mij geworden zijn. Ik ben letterlijk mee gegroeid; ze werden van pril idee tot volwassen kinderboek.