Bloemetje 22. Hoop.
Door: Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een doos. Hij is helemaal leeg. ‘In de doos zat misschien een schat’, zegt ze, ‘die schat is gestolen door een piraat.’ Dat denkt ze maar de doos is leeg. Meisje Bloem pakt de doos en zet die op haar hoofd, Meisje Bloem zegt: ‘Van een lege doos kun je hoed maken.’ Meisje Bloem knipt vier gaatjes in de doos. Ze zegt: ‘En nu is de doos een masker.’ (32. De lege doos.) Van een lege doos kun je van alles maken. Nieuwe schoenen in zo’n stevige witte schoenendoos werden in ons gezin altijd aangegrepen om een kijkdoos te maken. Herman Vuijsje beschrijft dat fenomeen in een column die hij “De stad als kijkdoos” noemde[i]. Hij schrijft: “Het maken van zo’n doos verliep volgens strakke regels. Het vloeipapier dat als plafond diende, móést bijvoorbeeld geel zijn. Dan kreeg je binnen in de doos het licht van een achternamiddag in december.” Hij beschrijft het interieur: “[..] de bodem bedekten we steevast met een laag watten. Uit die witte wade rees een kerkje omhoog, geknipt uit zo’n kitscherige kerstkaart, met zilveren randjes erom heen. Verder een koe met een bel, een mannetje en een vrouwtje, een huisje met een schoorsteen waaruit rook kwam kringelen.” Dat klopt, dat deden wij precies zo. Je mocht kijken door een luikje in de korte kant van de doos, als je een knikker betaalde.
Het was altijd een mooie wereld die je maakte, inderdaad met sneeuw van watten, dat herinner ik me. Als er sneeuw ligt wordt alles mooi. En dat wilden we graag, dat alles mooi werd. Als het “mooi” werd dan kreeg je klanten, want die wilden die mooie wereld wel zien. De wereld is mooi, maar de wereld is ook lelijk, maar voor een lelijke wereld zijn geen klanten. Het lelijks in de wereld is echter wel de realiteit. Kijk maar naar de televisie, lees de krant maar. De media vervullen een alarmerende rol in de informatie voorziening. Er zijn ouders die media daarom weghouden bij hun jonge kinderen. Ze beschermen hun kinderen: ze mogen op de televisie het journaal niet kijken, ze blokkeren sites op internet en verstoppen de krant. Zij denken: “Kinderen hoeven niet alles te weten; wat niet weet, wat niet deert”. Ik vind dat wel een fundamenteel recht, ook van kinderen, dat kennis opdoen, maar het is aan mij wel om die nare kennis voor hen te duiden. Hoe?
In de krant die ’s avonds bij mij op de mat valt, staat wekelijks een lezersvraag aan deskundigen over opvoeding. Zo vraagt een moeder: “Ik werk als milieudeskundige, en zie de rampscenario’s werkelijkheid worden. Bosbranden, overstromingen, er is een massa-extinctie (uitroeiing) van de soorten bezig. Ik maak me grote zorgen. Als we de klimaatdoelstellingen niet halen, gaan we het niet redden. Hoe betrek ik mijn kinderen in die zorgen?[ii]” Eén van de twee deskundigen, een hoogleraar voor sociaalecologische duurzaamheid aan de universiteit van Wageningen Arjen Wals schrijft: “Geef hoop.” Hij zegt: “Het is ontzettend belangrijk dat dit bewustzijn wordt gekoppeld aan een hoopvol handelingsperspectief.” Hij schrijft aan de briefschrijfster hoe zij al die narigheid het beste aan haar kinderen kan vertellen. Hij raadt haar aan te zoeken naar goede voorbeelden, met name naar dingen die de kinderen thuis of in het straatbeeld kunnen zien. Kinderen moeten zich realiseren dat mensen, ook jonge mensen, tot veel in staat zijn, vind hij. Zowel als individu als collectief. Veel jongeren proberen al uiting te geven aan hun zorgen en passen hun gedrag aan. Zo worden zorgen over dierenwelzijn, duurzaamheid, klimaat, door velen vertaald naar een vegetarisch of veganistisch dieet. Daarmee geven ze ook een signaal aan hun ouders of leeftijdsgenoten. Omgekeerd zijn veel ouders of buren in de straat bezig met het isoleren van hun woning, het aanbrengen van zonnepanelen, het verwijderen van tegels uit de tuin - dat zien kinderogen ook. De transitie naar een duurzame wereld maakt steeds meer deel uit van het straatbeeld.
“Blijf zoeken naar goede voorbeelden”, schrijft Arjen Wals, “laat je kinderen zien dat ze hier niet alleen in staan. Greta Thunberg is er bijna in haar eentje in geslaagd jongeren te mobiliseren en een wereldwijde verzetsbeweging te starten. De wolf is terug in Nederland, meer mensen hebben toegang tot onderwijs dan ooit, en er wordt tegenwoordig gezwommen in de Amstel. Dit alles inspireert, geeft moed en geeft hoop. Hoop doet leven, wanhoop niet.” Ik herinner me hoe ik angstig keek naar de beelden van een afschuwelijke terroristische aanslag en iemand zei: “Kijk ook naar de hulpverleners, hun liefde volle zorg. Dat zij in zo’n situatie kunnen helpen en mensen daadwerkelijk bijstaan; hoe mooi is dat!” Die opmerking gaf mij het perspectief dat ik nodig had. Zo’n argument koester ik; op het moment dat het corona virus toeslaat kan ik dát zeggen tegen een kind dat met mij kijkt: kijk eens naar al die mensen, die die zieke mensen helpen.
Meisje Bloem knipt vier gaatjes in de doos. Ze zegt: ‘Nu is de doos een masker.’ Je kunt je verbergen achter een masker en alle ellende niet zien. Meisje Bloem doet dat niet. Ze zegt: Met een masker op, ben je iemand anders. Maar ik ben wel graag Bloem.’ (32. De lege doos). Bloem die kijkt, Bloem die hoort, Bloem die denkt en voelt. Bloem die begrijpt. Kinderen kunnen het aan te kijken door het luikje in een kijkdoos die een lelijke wereld laat zien, als ze door ons worden gewezen op hoop.
[i] 1. Vuijsje, Herman (2020) De stad als kijkdoos NRC/Handelsblad, 15 mei 2020.
[ii] 2. Leclaire, Annemiek (2019) Opgevoed NRC/Handelsblad, donderdag 21 november 2019, een lezersvraag aan Arjen Wals, hoogleraar transformatief leren voor sociaalecologische duurzaamheid aan de Universiteit Wageningen.