Bloemetje 68. Ik wist het niet

Door Joris Leijten.
We zeggen vaak dat de zolder van Meisje Bloem eigenlijk de samenleving is. Veel onderwerpen worden indirect besproken door Meisje Bloem. Afgelopen drie weken stond Europa in het teken van de snelle opkomende oorlog in Oekraïne door Rusland. Het onderwerp is zo groot en enerzijds ver weg maar ook dichterbij dan oorlogen aan de andere kant van de wereld.

Ze geeft toe als ze een stapel kranten over de Watersnood van 1953 vindt, dat slecht nieuws haar raakt. ‘Wat erg’, zegt Meisje Bloem, ‘ik wist het niet.’ Ze zegt tegen de krant: ‘Dank je wel, dat je mij dit hebt verteld.’ Meisje Bloem denkt na, de gaatjes in haar ogen zijn groot. Ze zegt: ‘Als hier de zee (lees oorlog) komt, dan zit ik op onze zolder droog.’ Maar Bloem, wat is dat dan, een krant? Meisje Bloem denkt na over een krant. Meisje Bloem zegt: ‘Een krant vertelt wat er is gebeurd. Alle dingen. Dingen die leuk zijn, maar ook dingen die niet leuk zijn.’ Meisje Bloem zegt: ‘Als je de krant leest dan kan je niet zeggen: ik wist het niet.’ (46. De kranten) Dit geldt ook voor kranten en tv-beelden die nu tot ons komen. We moeten het er over hebben om het een plek te kunnen geven. Zij vindt dat ze voorlopig veilig zit op haar veilige zolder.

Continue Reading


Bloemetje 67. Wentelteefjes.

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem wikkelt zich in een dikke warme wollen deken. Ik lijk wel een warme worst’, zegt ze, ‘ín een broodje.’ Meisje Bloem houdt van warme worst in een broodje. Opeens ligt ze in een bakkerswinkel lekker te geuren met naast zich nog meer warme worstjes in een broodje. (38. De deken). De Vlaamse televisiekok Jeroen Meus zegt in een interview: “Zoals een schilder mensen vastlegt op een doek, zo kun je ook portretteren in een gerecht.” Hij zegt: “Wanneer ik lang heb zitten babbelen met iemand zou ik iets kunnen koken waarin die persoon tot uitdrukking komt.” In welk gerecht hij zichzelf het meest terugziet? “Het zou iets moeten zijn uit een bescheiden keuken, niet te ingewikkeld, omdat eenvoudige keukens vaak het boeiendst zijn. Het gerecht zou in elk geval iets gewóóns zijn, iets normaals dat iedereen kan bereiden. De verslaggever concludeert dat Jeroen Meus even ongecompliceerd is als de gerechten die hij zijn kijkers voorschotelt ¹.Meisje Bloem ziet zichzelf als een worstenbroodje.

Continue Reading


Bloemetje 66 Zintuigen.

Door Joris Leijten
In het prentenboek Meisje Bloem zie je de mooie kwaliteit van de tekeningen van Clémence Leijten en misschien hoor je de leuke verhalen als je het boek voorleest aan anderen of voorgelezen wordt, of hardop voorleest aan jezelf. Ook voel je de kwaliteit met het glimmende papier en karton van de pagina’s en de kaft.

Meisje Bloem gebruikt haar zintuigen ook in de verhalen. Ze kijkt goed naar alle voorwerpen die ze vindt. De meeste voorwerpen voelt ze en gebruikt ze letterlijk in haar spel. Ze heeft een goed voorstellingsvermogen om iets te bedenken wat ze met het voorwerp kan doen en speelt het uit.

Ze gebruikt alle zintuigen diep zoals ze gebruikt moeten worden en daarmee leert en nodigt ze de lezers uit ook hun zintuigen te gebruiken. In elk verhaaltje zit er wel een zintuigelijke ervaring verscholen. Ruiken met de neus is onze wereld een onderschat zintuig. In verschillende verhaaltjes van Meisje Bloem zit wél iets dat ruikt. Dat hebben wij als auteurs bewust ingebracht.

Continue Reading


Bloemetje 65. De kerststal

Door Clémence Leijten.
Het is diep in januari. Ik ruim de kerstspullen op. Ik breng ze naar zolder. Meisje Bloem vond op zolder een doos met een kerststal. Er is een Jozef en een Maria, en een kindje in een kribbe, Bloem. “Ze horen bij de stal’, zegt Meisje Bloem. ‘Een stal is eigenlijk voor dieren, maar omdat er geen plek was in het hotel, moesten Jozef en Maria in de stal slapen. Daar werd hun kindje geboren.’ Meisje Bloem bekijkt de poppetjes stuk voor stuk, ze praat met ze. Meisje Bloem pakt de herders en ze zegt dat ze moeten gaan kijken. Dat zegt ze ook tegen de drie koningen uit de doos. Ze zegt: ‘En jullie moeten wel een cadeautje meenemen.’ Meisje Bloem gaat zitten naast de stal en ze wacht op de koningen. ‘Misschien krijg je wel een ballon’, zegt ze tegen het kindje, een mooie, rooie prachtige ballon, aan een touwtje.’(9. De kerststal) In ons huis stond weer de kerststal, zoals ieder jaar. Het is de kerststal waarmee mijn man als jongetje speelde. Hij maakte er bergen bij en grotten en regisseerde de gang van zaken: de koningen mochten pas op 6 januari op het toneel. Het kindje lag pas 25 december in de kribbe.

Continue Reading