Bloemetje 98. Assertief zijn.

Door Clémence Leijten

In het eerste verhaaltje van het prentenboek leren we Meisje Bloem kennen. Meisje Bloem is lief. En Meisje Bloem is sterk. “Meisje Bloem is eigenwijs” zeggen sommige mensen. En daarmee bedoelen zij dat Meisje Bloem haar eigen weg gaat. En dat is waar. (1.Meisje Bloem) Hoe ziet die eigen weg eruit en wat doet ze dan, vraag ik me af. Meisje Bloem zegt: ‘Eigen weg is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten’ Meisje Bloem zegt: ‘Eigen weg is als je denkt: ik ben Bloem zo wil ik het doen. “Zo wil ik het doen.’’ Ze wil slapen met haar hoofd aan het voeteneind. Ze wil nadenken over de spullen die zij ziet, over wat ze meemaakt. Nadenken over dingen die goed zijn, maar ook de dingen die slecht zijn: ze gaat met een doos gebakjes op weg naar de hemel waar haar opa is, die ze mist. Ze lost de ruzie met haar vriendinnetje Lara op door in lachen uit te barsten. Meisje Bloem is sterk. Uit onderzoek blijkt dat veel jonge mensen anderen nodig hebben om hun problemen op te lossen. Dat doen ze niet zelf meer. Daarom zijn de therapeuten overbelast; daarom zijn er steeds meer therapeuten nodig.

Continue Reading


Bloemetje 97. Fan

Door Joris Leijten

“Een fan is een enthousiast bewonderaar of liefhebber van een publiek persoon, muziekgroep, schrijver, kunstenaar, sporter, televisieserie, film, etc. Het eerste bekende gebruik van dit van oorsprong Engelse woord, waarschijnlijk een afkorting van fanatic, was in 1682.”¹
We weten niet of Meisje Bloem ergens fan van is. Mogelijk is zij fan van een muziekgroep, van een filmacteur of van een schrijver. We laten dat als schrijvers van het prentenboek Meisje Bloem open. Ze is in ieder geval zeer geïnteresseerd om nieuwe dingen te leren en na te denken over vragen. Ze heeft duidelijk haar eigen voorkeuren en een eigen mening die ze mogelijk ergens op baseert en waar ze enthousiast over is. Mogelijk is zij het meest fan van zichzelf en is ze blij wat ze allemaal bedenkt en vindt op haar zolder. Daar geniet ze van.

Continue Reading


Bloemetje 96  “Leegte”

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem staat op zolder: Er glijdt een traan langs haar wang. Ze heeft, denkt ze, alles gezien, wat er te zien is. ‘Er is niks’, zegt ze. Ben je verdrietig, Bloem? ‘Ja’, zegt Meisje Bloem, ‘ik heb niks om te spelen.’ (52. Jouw zelf). Ik kijk om mij heen: ik heb niemand om te praten. Dat komt, omdat de man waar ik altijd mee leefde, is overleden. En ik ben ook als Meisje Bloem daar verdrietig over. 
De dozen die er staan heeft ze allemaal gezien. Is er nog een doos Bloem, is er nog iets waar je mee kunt spelen? Meisje Bloem schudt haar hoofd. ‘Ik heb alles gezien’, zegt ze. Dat lijkt hopeloos. Maar dan zegt een stemmetje in haar: ‘Als je niks hebt te spelen, Bloem, heb je toch nog om te spelen jouw zelf. Meisje Bloem kijkt in de verte, omdat ze denkt.
‘Dat is waar’, zegt ze, ‘je hebt altijd jouw zelf om te spelen. Ze strekt haar armen, ze buigt haar knieën, ze duwt haar voeten omhoog. Dan springt Meisje Bloem. Ze zweeft door de lucht. ‘Nu speel ik dat ik een vogel ben’, zegt ze, ‘die heet Bloem.’ Ze zegt: ‘Zo kan ik het doen.’  Ik luister naar Meisje Bloem en zeg tegen mezelf: ‘Als je man er niet meer is om te praten, heb je toch nog jezelf.’

Continue Reading


Bloemetje 95. Vergroten.

Door: Joris Leijten
Soms krijg ik kritiek dat Meisje Bloem een uitvergroting is van de werkelijkheid. Meisje Bloem kijkt te wijs naar de wereld. Niemand heeft zo'n zolder met spulletjes om van te leren.

In één verhaal ziet Meisje Bloem de wereld letterlijk groter. Ze kijkt door een verrekijker op een driepoot op de zolder   Meisje Bloem zegt: ‘Ik zie alles veel groter.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik zie een hele grote spin. De spin kijkt kwaad.’ Meisje Bloem rilt. ‘Dat is een hele kwaaie spin’, zegt ze, ‘die eet mensen.’ Meisje Bloem denkt: ik moet een vriend van hem maken anders ben ik verloren. ‘Oehoe, spin’, roept ze, ‘ik ben Bloem, ik ben aardig. ’De spin blijft kwaad kijken, ziet Meisje Bloem. Ze zegt:
‘De spin is vast doof.’
(29. Verrekijker) Ze kijkt in de verhaaltjes naar de details die normaal niemand ziet. In dit verhaal naar de contouren van een spin die door de verrekijker groter lijkt. Ze trekt daar, net als bij de andere voorwerpen, een conclusie uit met een vraag waar ze over nadenkt. Ze schrikt niet van de grote spin in de lens maar wil graag met dit ‘grote monster’ in gesprek maar deze reageert niet en dus concludeert ze dat de spin doof is, haar niet hoort.

Continue Reading