Bloemetje 87. De lappenpop.

Door Clémence Leijten.
In één van de dozen op zolder vindt Meisje Bloem een pop. ‘Jou kan ik net goed gebruiken’, zegt ze, ‘jij wordt mijn vriend.’ De pop kijkt blij. Daaruit begrijpt Meisje Bloem dat de pop haar vriend is. Ze zegt: ‘Leuk om een vriend te hebben.’ Maar Meisje Bloem wat is dat dan, een vriend? Meisje Bloem denkt na over een vriend. Meisje Bloem zegt: ‘Een vriend is iemand die lijkt op mij. Hij is net zo aardig. Als ik lach, lacht hij ook. Als ik een snoepje pak zonder te vragen, pakt mijn vriend ook een snoepje. Als ik zeg dat dat niet aardig is, dan vindt mijn vriend dat ook.’ Meisje Bloem zegt: ‘Met een vriend ben je niet alleen.’ (5. Een pop) Meisje Bloem is alleen op zolder. Misschien voelde zij zich wat alleen; die pop betekent gezelschap, maar nog veel meer. Die pop betekent een spiegel voor haar zelf en een makker in de strijd blijkt uit de verhaaltjes die volgen. Een pop betekent dat ze nu nooit meer alleen is. Het is gauw 5 december. Sinterklaas zal een boel poppen brengen, dat deed hij vroeger al.

Continue Reading


Bloemetje 86. Herkenning

Door Joris Leijten.
De meest gestelde vraag aan een auteur is: “Hoe autobiografisch is het boek?” In hoeverre zit het eigen verhaal van auteurs in het boek als herkenning. Ik vind dit altijd een moeilijke vraag. Natuurlijk nemen auteurs hun omgeving en verleden mee bij het schrijven van een boek. Je kan je gedachten van vroeger en de huidige situatie niet uitschakelen en vrij zonder gedachten schrijven en tekenen. Je hebt een voorbeeld in je hoofd, een plaatje, dat het beschrijven makkelijker maakt. In veel gevallen maakt de auteur en of tekenaar de situaties mooier of breidt hij de situaties iets uit of koppelt hij zaken, die zo niet echt gebeurd zijn, aan elkaar. Als de auteurs het min of meer zelf hebben meegemaakt is het veelal makkelijker om op te schrijven dan als je het geheel moet verzinnen. “Het zelf hebben meegemaakt” als lezer, geeft hem ook meer herkenning, omdat het verhaal dan in de leefwereld van de lezers blijft.

Continue Reading


Bloemetje 85. Het harnas.

Door Joris Leijten
Meisje Bloem vindt in een doos op de zolder een heus harnas. Meisje Bloem zegt: ‘Het is een harnas van een ridder.’ Meisje Bloem wil wel een ridder worden. Ze doet de ijzeren jas aan en zet de helm op haar hoofd. ‘Het is zwaar’, zegt ze. Meisje Bloem kan er bijna niet mee lopen en ze kan ook bijna niets zien. ‘Niemand kan me pijn doen,’ zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Met deze ijzeren kleren aan ben ik niet meer bang.’  Meisje Bloem vindt de zware kleren handig. Ze zegt: ‘IJzeren kleren geven bescherming.’ Maar Bloem, hoe geef ik je nu een zoen? Meisje Bloem denkt dat dat niet kan. Meisje Bloem zegt dan: ‘Misschien moet ik deze zware kleren toch niet gebruiken.’ (41. Het harnas ) Hier schuilt veel achter. Mogelijk wordt Meisje Bloem gepest en getreiterd op school. Meisje Bloem is een bijzonder kind. Die graag nadenkt over de diepere vragen van het leven.
Ze speelt graag alleen op haar zolder. Ik kan mij voorstellen dat ze niet altijd wordt erkend door haar klasgenoten hoe mooi en origineel ze is. Dat blijkt ook uit het andere verhaaltje de “40. Zakdoek” waaruit blijkt dat ze niet mee mag spelen met haar klasgenoot Lara.

Continue Reading


Bloemetje 84. Beetje koekoek

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem springt steeds, omdat ze alles leuk vindt vandaag. Meisje Bloem springt twee stapjes naar voren en dan twee stapjes opzij. Ze zwaait met haar armen. En dan staat Meisje Bloem opeens op haar handen. ‘Ik ben een beetje koekoek’, zegt zij. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben een beetje koekoek, omdat ik morgen een hondje krijg!’ Ze zegt blij: ‘Ik wordt vader van het hondje.’ (48. Geen doos) Nu weet ik dat een koekoek een vogel is, maar wat de uitdrukking “een beetje koekoek” betekent, wist ik niet. Wat bedoelt Meisje Bloem?  Meisje Bloem zegt: ‘Een beetje koekoek ben ik als ik gek doe. Mijn moeder roept dan: “Hé Bloem, KOEKOEK!” ’ Meisje Bloem zegt: ‘Als ik een beetje koekoek ben dan moet ik springen en grinniken en dan kriebelt het in mijn buik. Dan kan ik niet stoppen.’ Genoeg kinderen om mij heen waarvan ik dat gedrag herken en waarvan ik weet hoe ik kan verzuchten ook “doe eens even rustig” en ik herinner me mijn oma, die altijd in die situaties zei “Bedaar een beetje, kar op naar buiten.’’ Want volwassenen kunnen niet goed tegen openlijke vrolijkheid, dat zijn ze verleerd.

Continue Reading