Bloemetje 118. In Dialoog.

Door Joris Leijten.
Meisje Bloem gaat uit van haar eigen ervaringen en gedachten bij de voorwerpen die ze vindt.
De ervaringen maken haar concluderende stellingen zo, uniek en bijzonder. Na de vraag: “Maar Bloem, wat is dat dan? En de constatering
“Meisje Bloem denkt na over ...” volgt een korte beschrijving van het thema van wat ze heeft meegemaakt in het verhaaltje. 
Een voorbeeld: Maar Bloem, wat is dat dan, dromen? Meisje Bloem denkt na over dromen. Meisje Bloem zegt: ‘Dromen is als je niet meer zelf hoeft te denken. Je gaat vanzelf op reis.’ Meisje Bloem zegt: ‘Soms is het niet leuk. Dan moet je wakker worden en even gaan plassen. En als het wél leuk is, dan lig je lekker tevreden in je bed te lachen.’ (38. De deken)

Continue Reading


Bloemetje 117. De inktlap

Door Clémence Leijten.

Meisje Bloem herkent op de zolder liefdesbrieven die ooit zijn geschreven. Meisje Bloem doet een doos open. In de doos zit een stapeltje papier. Met een blauwe strik eromheen. ‘Brieven’, zegt ze. Wie heeft die geschreven, Bloem? Meisje Bloem draait het pakje om en leest: ‘Van Joop voor Klaartje.’ ‘Dat zijn namen’, zegt Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Joop wil met Klaartje trouwen.’  (7. De brieven) Meisje Bloem weet in deze tijd van e-mail post nog wat papieren brieven zijn. Meisje Bloem weet in deze tijd van nogal wat ouders die van elkaar scheiden, nog, wat “trouwen” betekent.
Wat is trouwen voor haar? Meisje Bloem zegt: ‘Trouwen is dat je belooft dat je altijd bij elkaar zult blijven en dat je voor elkaar zult zorgen.’  Meisje Bloem is wel een kind van haar eigen tijd. Want ze zegt ook, geëmancipeerd:  ‘Ik wil wel altijd voor mijn vriend zorgen, maar dan moet mijn vriend ook altijd zorgen voor mij.’ Mensen zullen altijd dingen herkennen, ook als de dingen van vroeger zijn, omdat alle dingen een universeel element hebben en zijn van alle tijden. Dat was de boodschap van Bloemetje 116. Bewaard! Joris vraagt zich wel af of er ook dingen van vroeger zijn, die niemand nu meer zou herkennen. Ik dacht daarover na.

Continue Reading


Bloemetje 116. Bewaard!

Door Joris Leijten
Ik kreeg een vraag of ik een bijdrage wilde leveren aan een tijdscapsule in Nijmegen, ter gelegenheid van het 80 jarige herdenking van “het Bombardement van Nijmegen” van 22 februari 1944. Bij dit Bombardement werden 800 mensen plots gedood en de binnenstad van Nijmegen verwoest. De laatste jaren is er weer veel aandacht voor de herdenking van dit bombardement, omdat men vroeger dacht, dat het een vergissingsbombardement van de Engelse bevrijder was en verzwegen moest worden. Maar meer en meer is duidelijk dat het geen vergissingsbombardement was, maar een aanval van de geallieerden. Een grote tragedie. Initiatiefnemer en journalist Rob Jaspers wil dit feit onder de aandacht houden en gaat in een nieuwe woontoren op Plein ‘44 een tijdscapsule inmetselen met teksten van huidige Nijmegenaren over de vredesgedachten in de stad. Pas over 45 jaar mag de tijdscapsule geopend worden. Leerlingen van alle scholen in Nijmegen, maar ook alle andere Nijmegenaren mogen een verhaal van 300 woorden indienen over vrijheid van nu. Een prachtig initiatief, waar ik graag aan bijdraag.

Continue Reading


Bloemetje 115. Tegen de stroom in.

Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Ze kijkt in de dozen: Er is niks’, zegt ze. Ben je verdrietig, Bloem? ‘Ja’, zegt Meisje Bloem, ‘ik heb niks om te spelen.’ De dozen die er staan heeft ze allemaal gezien. Is er nog een doos Bloem, is er nog iets waar je mee kunt spelen? Meisje Bloem schudt haar hoofd. ‘Ik heb alles gezien’, zegt ze. (52. Jouw zelf) Ik zou denken dat als er niets meer te zien is, ze naar beneden gaat op zoek naar ander speelgoed. Dat zou “iedereen” doen in zo’n situatie. Ze luistert echter naar een stemmetje in haar hoofd dat zegt: Als je niks hebt te spelen, Bloem, heb je toch nog om te spelen jouw zelf.   Meisje Bloem kijkt in de verte, omdat ze denkt. ‘Dat is waar’, zegt ze, ‘je hebt altijd jouw zelf om te spelen.’ Ze strekt haar armen, ze buigt haar knieën, ze duwt haar voeten omhoog. Dan springt Meisje Bloem. Ze zweeft in de lucht. ‘Nu speel ik dat ik een vogel ben’, zegt ze, ‘die heet Bloem.’ Ze zegt: ‘Zo kan ik het doen!’ Meisje Bloem, en dat vind ik prachtig, kan anticyclisch denken. Dat is denken tegen de stroom in. Ieder ander was teleurgesteld naar beneden gegaan; Meisje Bloem niet. Zij buigt de situatie om in een totaal andere richting: tegengesteld: juist blijven en uitvinden wat de lege situatie toch biedt. Jammer dat ‘tegen de stroom in denken’ vaak gezien wordt als dwars, als niet aangepast gedrag. Terwijl anticyclisch denken voor mij een magnifieke eigenschap is, waarvan ik denk dat die eigenschap ons zou brengen naar een bétere wereld.

Continue Reading