Door Clémence Leijten.
We hebben het over Meisje Bloem, uit het gelijknamige prentenboek. Het is een meisje dat haar eigen weg gaat. Zelf zegt ze over die eigen weg: Eigen weg is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’ Meisje Bloem zegt ‘Eigen weg is als je denkt: ik ben Bloem, zo wil ik het doen.’ (1. Meisje Bloem) Hoe weet Meisje Bloem wat ze wil doen. Is haar dat aangeboren of is haar dat aangeleerd? Aangeboren of aangeleerd? De discussie van wat aangeboren is en wat kan worden toegeschreven aan opvoeding herken ik als het ‘nature - nurture debat. De ene partij denkt dat alle mensen álle menselijke eigenschappen al in zich hebben als ze worden geboren; dat dat een gegeven is (nature).
Continue Reading
Door Clémence Leijten
In een doos zit een rood balletje aan een touwtje. Meisje Bloem ziet dat het een fopneus is, een neus met een grapje en dat doet haar herinneren aan haar oom. Meisje Bloem zegt: ‘Gister kwam oom Ben. Oom Ben maakt altijd grapjes.’ Meisje Bloem zegt: ‘Oom Ben zegt altijd: “Ik haal je neus eraf” en dan doet hij het stukje van mijn neus tussen zijn vingers. Oom Ben denkt dan dat ik dat geloof maar ik zie dat het zijn duim is.’ Meisje Bloem zegt: ‘Oom Ben moet dan heel erg lachen. Ik niet. Dan wordt oom Ben boos op mij, omdat ik niet lach (17. De fopneus). Oom Ben weet zelf niet dat hij niet grappig is. Meisje Bloem vertelt hem dat. Meisje Bloem zegt tegen oom Ben: ‘U bent niet grappig.’ Oom Ben zegt: ‘En jij bent eigenwijs.’ En dat zegt hij niet vriendelijk (17. De fopneus). Meisje Bloem dient dus haar mond te houden tegen haar grote oom Ben. Omdat ze nog klein is. Omdat klein in de ogen van oom Ben niet telt. Volwassenen als oom Ben willen hun vermeende wijsheid overbrengen op kinderen omdat die niet wijs zouden zijn. Hebben volwassenen een monopolie op de wijsheid?
Continue Reading