Bloemetje 24. Koekoek
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem springt steeds, omdat ze alles leuk vindt vandaag. “Meisje Bloem springt twee stapjes naar voren en dan twee stapjes opzij. Ze zwaait met haar armen. En dan staat Meisje Bloem opeens op haar handen. ‘Ik ben een beetje koekoek’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben een beetje koekoek omdat ik morgen een hondje krijg! (48. Geen doos)’ Ik kende het woord “koekoek” als de naam van een vogel; niet als bijvoeglijk naamwoord. Meisje Bloem licht het woord toe. Meisje Bloem zegt een beetje koekoek ben ik als ik gek doe. Mijn moeder roept dan: “Hé Bloem, KOEKOEK! Meisje Bloem zegt: ‘Als ik een beetje koekoek ben dan moet ik springen en dan kriebelt het in mijn buik. Dan kan ik niet stoppen (48. Geen doos).’ In wat de moeder van Meisje Bloem zegt, hoor ik de verzuchting: ‘Alsjeblieft Bloem, doe eens even normaal.’ Voor de moeder van Meisje Bloem is het koekoek-doen iets irritants, iets slaps. De schrijfster Aletha Solter geeft in haar boek Het ongedwongen kind¹ een andere, verrassende verklaring voor dat jolige gedrag van kinderen op zulke momenten een verklaring, waarin het dollen, het koekoek doen, een teken is van sterkte.