Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem is op zolder. Haar moeder roept dat ze beneden moet komen omdat meneer en mevrouw Jansen er zijn. Dat weigert Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga niet naar beneden.’ Meisje Bloem haalt haar neus op. Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen praten alleen met mijn vader en mijn moeder.’ Ze zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit hoe ik heet. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik leuk vind. Meneer en mevrouw Jansen vragen nooit wat ik denk.’ Meisje Bloem zegt: ‘Meneer en mevrouw Jansen denken dat ik een stoel ben. Met een stoel hoef je niet te praten’ (37. Een stoel). Meisje Bloem concludeert dat meneer en mevrouw Jansen alleen van grote mensen houden. Meisje Bloem telt voor hen kennelijk niet mee. Dat is een oorzaak van verdriet in de wereld. Een vrouw telt niet mee, iemand met een kleur niet; iemand uit een ander land niet… Ik denk aan het wijze verhaal van de knol, een aloud Russisch verhaal¹.
Continue Reading
Door: Clémence Leijten
Een kind mag zijn eigen weg gaan, maar ik besef dat het deel uit maakt van een gezin, van de school, van de plaats waar het woont, van de wereld waarvan het deel uit maakt. O ja, het kan botsen met hen. Meisje Bloem is boos op haar moeder: ‘Ik moet mijn kamer opruimen. Ik moet mijn bed opmaken. Ik moet mijn sokken oprapen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Niet nu! Ik zal het wel doen, maar morgen ’(22. Het niksje). Haar moeder accepteert dat kennelijk want Meisje Bloem is als ze dit zegt op zolder en niet op haar kamer aan het opruimen, er is blijkbaar een compromis. De moeder van Meisje Bloem had ook kunnen eisen dat Meisje Bloem zou doen wat zij vroeg. Wil ik een kind mijn oplossing opleggen, dan ben ik autoritair bezig.Bij deze autoritaire manier van aanpak maak ik gebruik van mijn gezag om het conflict op te lossen. Ik beslis wat de oplossing moet zijn en probeer het kind zover te krijgen dat het kind mijn oplossing accepteert met macht en desnoods met lichamelijke dreiging of straf. ‘Je eet dat bord leeg, anders moet je voor straf naar bed.’ Het wil niet naar bed, want op de televisie is een programma wat het graag wil zien. Dus begint het snel te eten. Ik “win” in dit conflict. Maar ook mijn kind kan zijn oplossing, zijn wil, aan mij, opleggen; het zegt: ‘Ik eet vanaf nu, niks meer.’ En het volhardt met de kans dat het kind ziek wordt. Dat het ziek wordt, wil ik niet en dus mag het kind van tafel en heeft niet gegeten. Bij deze manier ben ik toegevend. Hier “wint” mijn kind. Maar er is een andere manier om om te gaan met conflicten weet ik uit ervaring, waaraan géén macht te pas komt, noch van mij als volwassene, noch van mijn kind. Het conflict wordt zodanig opgelost dat niemand wint of verliest: een overlegmodel. Dat spreekt mij erg aan.
Continue Reading