Meisje Bloem is een prentenboek voor kinderen en grote mensen over een meisje dat Bloem heet. Op zolder waar ze ongestoord zichzelf kan zijn, vindt zij dozen met spulletjes. Ze maakt in dit prentenboek verhalen bij die spullen. Die zijn soms ontroerend, soms verrassend, maar altijd geven ze een beeld van een meisje met een eigen kijk op de wereld. Die spullen vertellen haar over lang geleden, maar ze ontdekt door hen ook wie zij is. Het spoort haar aan verder na te denken en nieuwe verrassende dingen te doen. Meisje Bloem groeit van de spullen die ze vindt. Meisje Bloem kiest haar eigen weg. Ze is een originele denker. Dat komen we te weten door wat ze zegt over woorden die haar opvallen. ‘Eigen weg’, zegt ze, ‘is als je wilt slapen met je hoofd op de plek van je voeten.’
Wellicht herkennen kinderen zich in Meisje Bloem en dan wordt Meisje Bloem een voorbeeld dat het kan: jezelf zijn. Meisje Bloem heeft een huis, ouders, een babybroertje, grootouders, buren, en vriendjes maar vooral haar zolder, met achter het zolderraam, de lucht. Die wereld van haar zolder is boeiend, inspirerend, maar buiten de zolder is de wereld niet altijd leuk. Die wereld kan leuker worden, als mensen luisteren naar wat Meisje Bloem te vertellen heeft.
De gedachten
Meisje Bloem vindt in dozen op zolder spullen die haar ouders hebben bewaard. Die spullen op zolder vertegenwoordigen de wereld van gister waarop wij mensen van nu, voortbouwen. De interesse van Meisje Bloem wordt gevoed door de spullen die haar ouders en voorouders hebben bewaard, waarvan zij op haar beurt weer groeit. Haar vader noemde haar Bloem omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij. Meisje Bloem komt tot bloei. Ieder kind, ieder mens kan een mooie bloem worden. Om dit besef sterker te maken, ontwikkelden de makers naast het prentenboek ook een lesboek, met daarin aanknopingspunten voor gesprekken, thuis of in de klas.
In het lesboek krijgt elk verhaaltje een eigen gespreksthema, bijvoorbeeld: kijken naar jezelf; vasthouden aan wat jij goed vindt; de grappige kant zien; delen; blij huilen. De thema’s vormen eigenschappen, die een kind, een mens, nodig heeft om zijn eigen weg te kunnen gaan.
Deze week is het Kinderboekenweek 2020 met het thema: “ En toen?, over geschiedenis”. Alle voorwerpen op de zolder van Meisje Bloem hebben een geschiedenis. Ze zijn op een of andere manier belangrijk voor de ouders van Meisje Bloem om te bewaren voor de toekomst op de zolder. Dat weet Meisje Bloem. Ze vindt het spannend en leuk om op de zolder in de dozen te speuren naar de voorwerpen en vragen te stellen naar de geschiedenis van de voorwerpen. Ze stelt aan de hand van de voorwerpen zichzelf vragen en leert van de verhalen die ze bedenkt en speelt. Dat leidt weer tot nieuwe antwoorden.
Op de zolder staat een trapje met drie treetjes. Meisje Bloem gaat naar boven en weer naar beneden. ‘Het is een trap naar de hemel’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘In de hemel zitten mensen die dood zijn gegaan. Buurman is doodgegaan en het zusje van Borre van school.’ Meisje Bloem weet wat dood is’. ‘Opa is dood.’ ‘Die woont nu ook in de hemel’, zegt ze.In het prentenboek Meisje Bloem staat een kind centraal, een meisje. Het valt op dat haar ouders haar toestaan op de zolder te spelen en dat ze mag kijken in hun spullen. Ze zeggen daarmee: ‘Toe maar: we vertrouwen je met de spullen die wij hebben bewaard.’ Wat Meisje Bloem dénkt is ook veilig bij haar ouders. Meisje Bloem denkt dat ze haar overleden opa kan vinden in een huis boven de wolken. Haar moeder weet niet of zo’n huis wel bestaat, maar zij verbiedt haar dochter die gedachte niet. Meisje Bloem stapt op het eerste treetje en dan op het tweede, dan op treetje drie. ‘Ik ga koffiedrinken bij mijn opa’, zegt ze. En in haar hand heeft ze een grote doos gebakjes(8. Het trapje).Mijn idee achter de persoon Meisje Bloem is: een kind is een eigen persoonlijkheid, dat recht heeft op zijn eigen plaats, zijn eigen taak, zijn eigen verantwoordelijkheid, met zijn eigen wil en zijn eigen verlangens.[i] Als je dat weet, dat een kind een individu op zich zelf is en je kunt naar hem luisteren, dan kun je ook waarnemen, dat een kind zelf oplossingen zoekt voor zijn problemen en dat hij dat beter doet, als jij hem als volwassene duidelijk weet te maken dat jij daar alle vertrouwen in hebt. De ouders van Meisje Bloem doen dat.
In een doos vindt Meisje Bloem lichtjes van de kerstboom. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ga het héél gezellig maken.’ Meisje Bloem trekt een deken over een stapel dozen en maakt zo een hut. Het is donker binnen. Ze zegt: ‘Nu kan ik de lichtjes goed gebruiken.’ Meisje Bloem hangt de lichtjes die aan zijn, in de hut. ‘Oh, wat gezellig’, zucht ze blij, ‘het lijkt net kamperen(44. De kerstboomlichtjes).’ ”Gezellig”, zegt Meisje Bloem. Voor Meisje Bloem is dat kamperen in een tent. Wat gezellig is, is voor iedereen wat anders. In dit verhaaltje zitten wel de algemene elementen die iets gezellig maken. De deken boven haar hoofd die de zolder intiemer maakt: intimiteit geeft een gevoel van veiligheid. Meisje Bloem maakt haar hut donker waardoor de kerstlampjes nog helderder schijnen, zonder duisternis bestaat er geen licht. Maar er is nog één element (en dat is de essentie van gezellig-zijn waarvan Meisje Bloem zich misschien niet bewust is), het zit ook in het verhaal. Meisje Bloem doet haar schouders omhoog en trekt haar knieën onder haar kin. Ze slaat haar armen om haar benen. Ze zegt tegen haar pop: “Wat is het gezellig hier binnen.’ De pop vindt dat ook. Meisje Bloem zegt tegen de pop: ‘Gezellig voelt als een vriend.’Dankzij de pop wordt het gezellig omdat ze sámen zijn.
Door Clémence Leijten Meisje Bloem vindt op zolder de lichtjes van de kerstboom. Meisje Bloem trekt een deken over een stapel dozen en maakt zo een hut. Het is donker binnen. Ze zegt: ‘Nu kan ik de lichtjes goed gebruiken.’ Meisje Bloem hangt de lichtjes die aan zijn, in de hut ‘Oh, wat gezellig’, zucht ze blij, ‘het lijkt net kamperen.’[..] Meisje Bloem zegt; ‘Gezellig is dat je het warm krijgt als je om je heen kijkt. En als je denkt: wat is het prettig hier en dat je heel graag wilt blijven.’ Meisje Bloem zegt; ‘’Gezellig kun je zelf maken.’ ( 44. De kerstboomlichtjes.) Meisje Bloem voelt in zichzelf, dat ze het gezellig kan maken; Meisje Bloem is creatief. Ik heb een kalender met wijsheden. Hij ligt naast mijn stoel. Regelmatig kijk ik.¹
Op zaterdag 10 juni j.l. lees ik, dat nogal wat ouders zich de vraag stellen: “wat moet ik doen, zodat mijn kind creatief wordt?” De kalender antwoordt dat het veel belangrijker is de volgende vraag te stellen: wat moet ik laten, zodat mijn kind creatief blijft?, inderdaad want mijn ouderlijke opmerkingen ‘kijk uit’, ‘pas op’, ‘niet doen’ staan de creativiteit van mijn kind danig in de weg. En inderdaad je hoeft niets aan te leren; ga er maar van uit dat elk kind creatief is. Creativiteit hoeft niet te worden aangeleerd; creativiteit dient zich slechts te ontplooien. Volwassenen kunnen slechts (lees: alleen), het klimaat scheppen waarin de creativiteit van een kind zich ontplooit. Daar ben ik van overtuigd. De menselijke eigenschap creativiteit draagt elk mens in zich, die eigenschap moet alleen worden aangesproken en daar kunnen wij ouders ons kind bij helpen.
Door Clémence Leijten. Meisje Bloem vindt op zolder een doos met een stuk steen. Meisje Bloem kijkt naar de steen. Er zit een kring op. ‘Dit is een slakkenhuis van vroeger’, zegt ze. ‘Die slak heeft geleefd toen de wereld net bestond.’ ‘Het is een fossiel’, zegt ze deftig.’ Ze vraagt zich af, hoe de wereld was, toen hij pas bestond. Meisje Bloem zegt: ‘De wereld toen hij pas bestond was nog alleen een berg zand. Er waren wel dieren, maar nog geen mensen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Dieren bestaan langer dan mensen. Mensen zijn er eigenlijk pas.’(14. De steen). Ook ik als kind dacht na over hoe de wereld er uit zag toen hij net bestond. Noch Meisje Bloem noch ik vroegen ons af, hoe het was, toen de wereld nog niet bestond. Dat ging ons abstractievermogen te boven: het ‘niets’ dat er ooit was voor dat het heelal begon; voor de oerknal dus. Maar nu, nu ik groot ben en ik weet dat er zo iets geweest moet zijn, kan ik me daar nog geen voorstelling van maken.
Door: Joris Leijten Voor kinderboeken is herkenbare ‘non-fictie’ belangrijk als ze de tekst willen begrijpen, leert de ervaring. Non fictie is voor mij: “Verzamelnaam (gevormd naar analogie met het Engelse. non-fiction) uit het boekenvak voor alle teksten die een werkelijke realiteit uit heden of verleden beschrijven, eerder dan verzonnen personages, gebeurtenissen, plaatsen, enz. Dat omvat uiteenlopende genres als reisgids, documentaire, dissertatie, monografie, lexicon, encyclopedieën.” ¹ Kortom: niet verzonnen, echt gebeurd. In wat realistisch gebeurd is of kan zijn, kunnen jonge lezers zich verplaatsen, omdat ze wat gebeurt kennen vanuit zichzelf. Hierdoor komt de situatie letterlijk “bij mij thuis”,
Meisje Bloem is voor mij een goed voorbeeld van non fictie. Zij vindt op een “gewone zolder” voorwerpen die daar bewaard worden. Misschien hebben de kinderen thuis zelf een zolder, anders kennen ze de zolder van opa en oma of van het vriendje waar ze spelen. Meisje Bloem is ook een “gewoon meisje”, we weten niet hoe oud ze is maar volgens de tekeningen is zo ongeveer 8 jaar; net zo oud als het kind dat luistert of zo oud als zijn broertje of zusje. Heel herkenbaar. In alle tekeningen is een dakspant van de zolder herkenbaar in beeld, wie thuis is in de bouw, weet dat op die spant het dak rust. En dat onder dat dak zich de zolder bevindt. Meisje Bloem gaat nadenken over de voorwerpen die ze op zolder vindt en maakt er verhalen bij. Ze kiest steeds een voorwerp dat haar op dat moment interesseert: bijna elk kind in die leeftijd is nieuwsgierig! Het boek “Meisje Bloem” bevat allemaal korte verhaaltjes, waarin steeds één voorwerp centraal staat. Meisje Bloem gaat daadwerkelijk spelen met het voorwerp en leert daarvan. Ze stelt zichzelf vragen en geeft bijzondere antwoorden naar aanleiding van het voorwerp. Dat maakt het boek herkenbaar: bijna alle kinderen denken na over wat ze zien en gaan er iets van ‘vinden’, maar ook interessant en verrassend.
Een lezer schreef mij dat ze getroffen was door de titel van dit prentenboek, die ook de naam, of beter: de bijnaam van de hoofdfiguur is. Hoe was die bijnaam ontstaan? De auteurs van het boek zeggen daar over, dat ze een meisje wilden beschrijven maar aarzelden over de naam die ze wilden geven. Ze dachten aan Anne, of Alice, of Aagje. Plotseling dachten ze aan de naam ‘Bloem’ of voluit ‘Meisje Bloem’. Zo ontstond het verhaal. “Bloem” noemde haar vader haar omdat ze werd geboren op de eerste dag van de lente. “Word maar een mooie bloem”, zei hij. “Bloemen houden van mensen” is de leus die de bloemenbranche jaren geleden voerde: Meisje Bloem houdt van mensen. De vergelijking van haar zelf met bloemen wordt door Meisje Bloem zelf ook gezien. Ze noemt de vergelijking bewust of onbewust in haar verhalen. In het verhaal van de vlinderdoos zegt ze tegen haar pop: ‘Ik ben Bloem en jij bent Vlinder.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een vlinder vliegt altijd naar een bloem toe. Dus jij vliegt altijd naar mij. De pop lacht, hij vindt Vlinder een mooie naam (45. De vlinderdoos). In dat wat ze zegt, legt Meisje Bloem een relatie met een ander door middel van haar bijnaam en de naam die ze geeft aan de pop.
Door: Joris Leijten. Meisje Bloem voelt zich groot; wil graag meepraten. Ze is wijs en scherp van geest. Volgende week woensdag mogen volwassenen, boven de 18 jaar, naar de stembus voor de Tweede Kamerverkiezingen. Ze kiezen de mensen die voor hen in de Tweede Kamer mogen meepraten in het regeringsbeleid. Alle politieke partijen hebben andere plannen voor de toekomst. Meisje Bloem is nog te jong om te mogen stemmen. Maar ze vindt het vast wel interessant. Ze ziet op tv allemaal belangrijke mensen die met elkaar praten en afspraken maken.
Door Clémence Leijten. Meisje Bloem is op zolder. Ze kijkt in de dozen: Er is niks’, zegt ze. Ben je verdrietig, Bloem? ‘Ja’, zegt Meisje Bloem, ‘ik heb niks om te spelen.’ De dozen die er staan heeft ze allemaal gezien. Is er nog een doos Bloem, is er nog iets waar je mee kunt spelen? Meisje Bloem schudt haar hoofd. ‘Ik heb alles gezien’, zegt ze.(52. Jouw zelf) Ik zou denken dat als er niets meer te zien is, ze naar beneden gaat op zoek naar ander speelgoed. Dat zou “iedereen” doen in zo’n situatie. Ze luistert echter naar een stemmetje in haar hoofd dat zegt: Als je niks hebt te spelen, Bloem, heb je toch nog om te spelen jouw zelf. Meisje Bloem kijkt in de verte, omdat ze denkt. ‘Dat is waar’, zegt ze, ‘je hebt altijd jouw zelfom te spelen.’ Ze strekthaar armen, ze buigt haar knieën, ze duwt haar voeten omhoog. Dan springt Meisje Bloem. Ze zweeft in de lucht. ‘Nu speel ik dat ik een vogel ben’, zegt ze, ‘die heet Bloem.’ Ze zegt: ‘Zo kan ik het doen!’ Meisje Bloem, en dat vind ik prachtig, kan anticyclisch denken. Dat is denken tegen de stroom in. Ieder ander was teleurgesteld naar beneden gegaan; Meisje Bloem niet. Zij buigt de situatie om in een totaal andere richting: tegengesteld: juist blijven en uitvinden wat de lege situatie toch biedt. Jammer dat ‘tegen de stroom in denken’ vaak gezien wordt als dwars, als niet aangepast gedrag. Terwijl anticyclisch denken voor mij een magnifieke eigenschap is, waarvan ik denk dat die eigenschap ons zou brengen naar een bétere wereld.
Meisje Bloem vindt op zolder een boeket bruine bloemen van lang geleden. Meisje Bloem kijkt naar de bos bloemen. Ze zegt: “Het is van een trouwfeest van lang geleden dat kun je zien, want anders hadden de bloemen nog kleur gehad.’ Meisje Bloem haalt de bloemen uit het papier. De blaadjes van de bloemen vallen allemaal naar beneden. ‘Zonde’, zegt ze, ‘de blaadjes zijn er afgevallen.’In haar hand heeft ze nog alleen de takken. Meisje Bloem zegt: ‘Jammer nu is het verhaal verloren(23. De bos bloemen).’ De bloemen op de zolder zijn oud geworden en vallen uit elkaar als Meisje Bloem ze aanraakt. Alles wat oud wordt gaat een keertje weg van de wereld. Soms pas na honderd jaar zoals sommige mensen. Soms na tien jaar zoals een droogboeket. Soms al na een dag zoals het vliegje dat maar één dag leeft. Maar alles verandert ook, omdat wij mensen niet zorgvuldig omgaan met alles wat leeft en we de aarde veranderen in een onbewoonbare plek.
Meisje Bloem vindt een houten doos met een deksel van glas. Kun je zien wat erin zit, Bloem? ‘Er zitten dooie vlinders in. Ze zitten vast met spelden.’ Meisje Bloem kijkt naar de vlinders. Elke vlinder heeft een andere kleur. De ene is groot, de andere is klein. Ze zegt: ‘Iemand heeft die gevangen en in een doos gedaan, omdat hij ze zo mooi vond(45. De vlinderdoos).’ Dooie vlinders terwijl de essentie van een vlinder is, dat hij kan vliegen. De vlinders waarmee het vernieuwde Naturalis in Leiden een van zijn muren heeft gedecoreerd zijn speciaal voor de opstelling gekweekt- en gedood, door ze in te laten slapen met azijn ether. Een noodzakelijk kwaad legt collectie-beheerder uit. “We willen heel graag de schoonheid laten zien van de natuur en de insectenwereld. En dan kom je al gauw uit bij de vlinders.”¹ Ik denk aan de “vlinders” in mijn buik. Dat is de emotionele beweging als ik verliefd ben. De vlinders aan de wand, de vlinders in de doos bewegen niet meer, hun essentie is hen ontnomen.
Op de zolder staat een schilderij, waarop een moeder haar kind voedt. ‘De baby heeft honger’, zegt Meisje Bloem. ‘In de borst zit melk.’ Ze zegt: ‘Die baby wil groeien.’Meisje Bloem wil ook groot zijn. Meisje Bloem zou ook willen groeien. Meisje Bloem gaat staan op haar tenen. Ze wil de balk pakken boven haar hoofd, maar ze kan er nog niet bij(25. Het schilderij). Het is net of haar doel: zo groot zijn dat ze de balk kan pakken, te hoog hangt, zoals koek te hoog hangt bij het koekhappen. Meisje Bloem zet een streepje op het hout naast haar. ‘Ik ben nu groter dan het streepje van vorig jaar’, zegt ze. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben nu bijna een groot mens.’ Meisje Bloem weet waarom zij een groot mens wil zijn: ‘Grote mensen mogen laat naar bed. Grote mensen mogen zelf een snoepje pakken. Grote mensen mogen zelf weten wat ze doen.’ Iemand zei enthousiast: “Over drie maanden wordt jouw kleindochter al drie jaar.’’ Ik keek bedroefd en zei: “Zij is nog steeds twéé jaar!” Wat is dat toch met mensen die niets liever lijken te willen dan dat kinderen groot zijn. Het verlangen van Meisje Bloem om groot te willen zijn, doet mij pijn.
Het proces van prentenboeken maken, leerde mij, dat het verhaal eigenlijk heel natuurlijk groeit. Het begint met een klein idee, dat door enthousiasme, passie en gedrevenheid uitgroeit tot een concept. Dat is in onze prentenboeken steeds een personage dat van alles meemaakt. Het begin is echter een grote puzzel, waarvan ik niet weet waar hij eindigt. Samen met Clémence Leijten heb ik vele malen overlegd over de vraag: wat kan Meisje Bloem op de zolder vinden? Welke diepere boodschap kunnen we meegeven in het gevonden voorwerp waarmee ze verder groeit? Welke vraag kan zij zichzelf stellen en welk antwoord kan ze hierop geven? Er zijn talloze versies van de teksten gemaakt, waarbij elk woord werd “geproefd” en “geslepen”, maar allengs kwam er structuur in en werden we tevreden. Vervolgens kwamen er drie tekeningen bij die het verhaaltje ook in beeld moesten overbrengen. Wat teken je wel en wat teken je niet? Je kunt alles tekenen, maar de gulden regel is dat je alleen tekent dat wat in het verhaaltje voorkomt. Al het andere leidt af van de boodschap.
Meisje Bloem vindt op de zolder een schoolbord. Meisje Bloem pakt een krijtje. Op het bord tekent ze een huis met een schoorsteen en ze zegt: Hier woon ik. Dit is mijn huis. En dan volgt de les die ze geeft: ‘Als je geen huis hebt, moet je een huis bouwen. Want als je geen huis hebt, heb je geen kamer om te slapen en geen keuken om te koken.’ Ze zegt: ‘En je hebt ook geen zolder om te spelen.’(50 Het schoolbord). Het is waar wat ze zegt omdat je moet kunnen slapen en eten en spelen. Wie niet kan slapen, wie niet kan eten, wie niet kan spelen is in gevaar. Een huis waarin dat wel kan, is van levensbelang, maar meteen voel ik dat het huis waarin dat kan staat voor geborgenheid; die geborgenheid lijkt nu zoek met het Corona virus.
Toen ik vanochtend met de auto wegreed in onze laan, zag ik van ver dat er een krijttekening was gemaakt op de weg waar ik overheen moest. Een mooie tekening zag ik met kleuren. Pas toen ik er overheen reed, las ik dat er stond: zorg
Meisje Bloem kijkt in een spiegel. Wat zie je Bloem? ‘Ik zie een mooi meisje’, zegt ze. Meisje Bloem kijkt naar zichzelf van achteren en van voren. ‘Leuk ben ik’, zegt ze. Meisje Bloem praat tegen Meisje Bloem in de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem, en je bent ook lief’ (18. De spiegel). Meisje Bloem ontdekt dat ze kán kijken naar zichzelf. Ze ziet een leuk meisje maar ze beseft ook dat anderen haar niet zomaar lief vinden. Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester van school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben ook lief als ik doe, wat ik zelf graag wil (18. De spiegel).’ Meisje Bloem bevestigt daarmee zichzelf.
Boven in het huis van Meisje Bloem is een zolder. Daar gaat ze graag naar toe. De zolder is een inspiratiebron voor Meisje Bloem. De lezer zit op de zolder bij haar, als hij het prentenboek leest en bekijkt. De spullen op die zolder vertegenwoordigen de wereld van gister waarop wij mensen van nu voortbouwen. Meisje Bloem zegt: ‘De spullen op de zolder vertellen hun verhaal aan mij’ (2. De dozen). De interesse van Meisje Bloem wordt gevoed door de spullen die haar ouders en voorouders hebben bewaard, waarvan zij leert. Meisje Bloem ontdekt die wereld. En dat vindt ze leuk. Heel leuk! Vanuit mijn eigen jeugd weet ik dat de beste omgevingen voor ons kinderen om onze nieuwsgierigheid te voeden de plekken waren waar het rommelig was en nog niet gestructureerd. De onopgeruimde zolder; het donkere rommelschuurtje, de plek achter in de tuin waar de natuur nog wild groeide en de dingen die nog niet bedoeld waren om mee te spelen. Oude dingen vooral die een eigen geur hadden, zoals een oud fluwelen gordijn waar je een theater mee kon maken; met afgedankte kleding werden we koning; een zinken teil werd een boot. Eigenlijk zijn scholen met materialen die specifiek voor het leren zijn gemaakt in strijd met mijn ervaring.
In de Middeleeuwen waren er weinig boeken. De boeken die er waren, waren met de hand geschreven vooral door monniken. Tekst overschrijven was letterlijk “monnikenwerk”, het duurde heel lang. Aanvankelijk konden alleen de geestelijken lezen, maar langzamerhand konden de kasteelheren en andere adellijke lieden dat ook, maar zij hadden ook plaatjes nodig om te kunnen zien wat er bedoeld werd. Kunstenaars maakten voor de kasteelheren mooie kleine illustraties bij de teksten in de boeken. De nieuwe “miniatuurboeken”, zoals deze boeken genoemd werden, waren uniek; zij konden immers niet vermenigvuldigd worden. Pas in de 17 eeuw werden er methoden ontwikkeld om met stempels, plaatjes en teksten, te drukken op papier. Eerst gebeurde dat uitsluitend in zwart wit, later ook in kleur. Door deze boekdrukkunst konden veel meer mensen boeken lezen en door de plaatjes begrepen ze beter, wat er werd bedoeld.
We hebben het in deze tijd over het zogenaamde “Nieuwe Normaal”. Na een intense periode van een virus moeten we ons aanpassen aan een mogelijke nieuwe situatie met afstand houden, omkijken en veel schoonmaken. De vraag is of het nieuwe normaal ook een leukere wereld is ? Voor Joleijt is “Een leukere wereld: een wereld waar men open is, gelijkwaardig bent, met zorg voor elkaar, creativiteit, passie voor de goede zaak staat én met het gevoel dat je alleen gemotiveerd leert. Nu we bijvoorbeeld zo’n fundamentele nieuwe houding kunnen aannemen in de wereld van het nieuwe normaal, kunnen we tegelijkertijd ook andere keuzes maken. De keuze om je eigen wereld te verduurzamen met minder haast en winst bejag. Iedereen kan zijn eigen wereld leuker maken met zijn eigen moraal want de meeste mensen deugen.
Meisje Bloem vindt een stapeltje brieven met een lint erom. Het zijn brieven van Joop voor Klaartje. ‘Dat zijn namen’, zegt Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Joop wil met Klaartje trouwen.’Op een dag schrijft hij een mooie brief aan haar. Dat ze mooie haren heeft, en mooie ogen. Dat ze lief is. Dat hij een mooi huis heeft, en hij vraagt of ze bij hem komt wonen. Hij heeft ook een lieve hond. ‘Klaartje vindt honden leuk’, zegt Meisje Bloem, ‘Klaartje houdt van honden. Dus gaat Klaartje met Joop trouwen net als in een sprookje. En ze leefden nog lang en gelukkig(7. De brieven).’ Dat Klaartje omwille van de hond met Joop trouwt, is een beleven van een kind. Meisje Bloem wil zelf graag een hondje, dus lijkt het hebben van een hond haar een goed argument om te trouwen. Meisje Bloem weet wel wat trouwen is: ‘Trouwen is dat je belooft dat je altijd bij elkaar zult blijven en dat je voor elkaar zult zorgen.’ Meisje Bloem kijkt naar haar pop, ze zegt: ‘Ik wil wel altijd voor mijn vriend zorgen, maar dan moet mijn vriend ook altijd zorgen voor mij(7. De brieven).
Veel mensen vinden het leuk dat de educatieve producten van Joleijt meer zijn dan alleen een prentenboek. Bij Madame Poubelle (2016), Meneer Boek (2018) en Meisje Bloem2019) zijn direct bij het prentenboek een lesboek een meezingliedje en personage of act uitgebracht. Het lesboek, personage en andere producten hebben dezelfde basis van het prentenboek maar zijn toch aanvullend en uniek in hun soort en kunnen ook los van elkaar gebruikt worden. Er is over nagedacht. Ook zit er in vormgeving een overeenkomst in zowel de zwart-wittekeningen, manier van schrijven, vormgeving en lesmethode van drie “Een leukere wereld” figuren.
Na de uitgave Madame Poubelle kwam er uit de leerkrachten de vraag naar een kleurplaat van Madame Poubelle om met de leerlingen te kleuren. Deze hebben we gemaakt als zoekplaatmet elementen uit verschillende verhalen. Daarbij kwam ook een knippopje dat gekleurd kon worden en in elkaar gevouwen/ geplakt kon worden. Hiervan leren we ook weer en voeren we dan direct door op de andere figuren. Je blijft zoeken naar nieuwe mogelijkheden om de figuren in te zetten en te promoten.
Super User
De makers
Clémence Leijten
Na haar opleiding aan de Sociale Academie van het Karthuizerplantsoen in Amsterdam, waar zij zich specialiseerde in cultureel werk, werd Clémence Leijten hoofd van de Buitendienst van het Tropenmuseum in Amsterdam. Daarna maakte zij als freelancer educatieve projecten voor basisscholen in Bussum, en was hoofdredacteur van “Kinderkrant”, het blad van de Regionale Werkgroep Kindercentra. Later studeerde zij psychologie aan de Open Universiteit, startte haar eigen cursuspraktijk en publiceerde boeken over maatschappelijk welzijn en de kracht van burn-out, uitgegeven bij Ten Have (Kampen) en Boom (Amsterdam). In 2016 realiseerde zij met Joris Leijten een succesvol project Madame Poubellebestaande uit een door hen geschreven en getekend prentenboek met een lesboek De boodschap van Madame Poubelle. Dit project is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar, maar wordt ook gewaardeerd door volwassenen. In 2017 verscheen de tweede druk. Het project Meneer Boek (2018) was opnieuw een gezamenlijk initiatief van Clémence Leijten en Joris Leijten voor kinderen in de leeftijd van 5-9 jaar. Naast het prentenboek Meneer Boek verscheen ook een lesboek Het verhaal van Meneer Boek. Beide prentenboeken vormen een reeks, getiteld Een leukere wereld. In de deze reeks is anno 2019 een nieuw boek verschenen Meisje Bloem met ook een lesboek De gedachten van Meisje Bloem en geschreven en getekend door dezelfde auteurs. Motivatie:lezing Clémence Leijten bij de boekpresentatie van Meisje Bloem, Thiemeloods Nijmegen, 30 maart 2019.
Joris Leijten
Na zijn opleiding Museologie en Erfgoedstudies aan de Reinwardt Academie in Amsterdam (specialisatie publieksbegeleiding en educatie) begon Joris Leijten voor zichzelf met Joleijt, educatieve producten. Hij maakte onder meer een project over de Tsjechische filosoof en pedagoog Comenius voor basisscholen in 't Gooi, een schoolproject in het kader van omgevingseducatie over oude boerderijen in Laren (NH), vier lessen voor basisscholen over Rembrandt van Rijn met aansluitend een rondleiding in het Rijksmuseum, speurtochten voor jonge bezoekers van de vesting Naarden in het kader van Open Monumentendag, Bouw zelf een stad, een workshop voor kinderen van het basisonderwijs. Vanuit zijn interesse in Nederlandse geschiedenis en materieel erfgoed, was Joris Leijten van 2013 tot 2016 verantwoordelijk voor communicatie bij de Stichting en het Festival “Gebroeders van Lymborch” te Nijmegen. In 2017 ontwikkelde hij cursussen voor vrijwilligers van deze Stichting onder de titel Lering en Vermaeck. Eerder publiceerde hij het Madame Poubelle (2016) prentenboek, geschreven en getekend door Clémence Leijten met daarbij een lespakket De boodschap van Madame Poubelle. Het project Meneer Boek in 2018 was een gezamenlijk initiatief van Joris Leijten en Clémence Leijten. Het nieuwe prentenboek Meisje Bloem en ook een lesboek De gedachten van Meisje Bloem zijn van hun hand en werden uitgegeven door Joleijt. Joleijt richt zich op educatieve producten over maatschappelijk betrokken onderwerpen, onder andere via de reeks Een leukere wereld. Joleijt, educatieve producten is te bereiken op Joris@joleijt.nl