Bloemetje 160. Jan Ligthart....
Door Clémence Leijten.
Meisje Bloem vindt op zolder een spiegel. Meisje Bloem kijkt in de spiegel. Wat zie je Bloem? ‘Ik zie een mooi meisje’, zegt ze. Meisje Bloem kijkt naar zichzelf van achteren en van voren. ‘Leuk ben ik’, zegt ze. Meisje Bloem praat tegen Meisje Bloem in de spiegel. Ze zegt: ‘Jij bent een mooi meisje, Bloem en je bent ook lief.’ Meisje Bloem denkt aan de buurman en tante Bet en de meester van school die zeggen dat Meisje Bloem pas lief is als Meisje Bloem doet wat zij zeggen. Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben ook lief als ik doe, wat ik zelf graag wil.’ (18. De spiegel.) Ik ken ze ook die meesters en die juffen van school die mij alleen lief vonden als ik deed wat zij zeiden. En dat was helemaal zo anno 1860, toen Jan Ligthart jong was. Toen drilden de leerkrachten de leerlingen tot ze nog alleen maar braaf luisterden naar wat de leerkracht te vertellen had.
Jan Ligthart (1859-1916) was een Nederlandse onderwijzer en onderwijsvernieuwer. Hij werkte als schoolhoofd van een lagere school in de Schilderswijk van Den Haag en schreef artikelen en boeken. Ligthart streefde in zijn school naar een sfeer van vriendschap, een school zonder dwang, waar de leraren op voet van gelijkheid omgingen met de leerlingen.¹Kon dat? Ja dat kon. Werd het geen rommeltje? Nee. Werd daar wel gewerkt? De vrijheid van het individu ging voor hem vanzelfsprekend samen met zelfbeheersing en hard werken aan een betere samenleving omdat de ontspannen sfeer de leerlingen en de leraar uitnodigden, motiveerden, zich in te zetten.
Het uitgangspunt van Jan Ligthart was: ieder kind, iedere leerling is een individu met eigen geaardheid en behoeften; binnen gehoorzaamheid aan door de gemeenschap opgestelde regels, moet ieder zichzelf kunnen zijn! De onderwijzer mocht niet op zijn strepen gaan staan maar moest zich solidair tonen met het kind. Hij/zij moest inzien dat hij eigenlijk niets verschilde van zijn leerlingen, alleen iets rijper was. Daarmee kon een contact ontstaan tussen kind en onderwijzer van persoon tot persoon.
Jan Ligthart had een haarscherpe analyse van de onderwijzer in die tijd. Maar als Meisje Bloem nog een meester heeft die haar pas lief vindt, als zij doet wat hij zegt, dan betekent het dat een onderwijzer van toen, nog bestaat en dat zijn analyse opgaat voor een aantal leerkrachten nu nog. Jan Ligthart schrijft in zijn boek “Jeugdherinneringen” dat het onderwijzer worden hoofdzakelijk bestond uit commanderen, verbieden en oefenen in het “vrijheidsbelemmeren.”² Hij schrijft anno 1916: “Beheerscht door een geheime angst, dat het gezag hun ontglipt, niet vertrouwd met het jonge leven, en er ook niet op vertrouwend, knellen ze het zoo gauw en zoo vast mogelijk in banden. Dan blijven ze het meester, en kunnen er mee jongleeren als met een ingespeld baker kind.” Jan Lighart trok die analyse door naar de politiek en de godsdienst die zo ook hun opvoedende taak opvatten. Hij schreef: “Ze schrijven programma’s voor, leggen systemen op, dwingen binnen organisaties, die evenwel meer lijken op dooie vlechtwerken dan op levensuitgroeiingen. volgen het militairisme als hun model, en zoeken eenvormigheid als hun ideaal. Organiseeren beteekent bij hen: recruteeren, reglementeeren, disciplineeren, regimenten-, bataillons-, legermachten vormen. En opvoeden is: den baas spelen.” (“Jeugdherinneringen” pagina 261))
Weet u lezer, waarom ik aan Jan Lighthart moest denken? Omdat onze kinderen gerekruteerd worden voor het leger en ik bang ben voor militairisme en mensen die de baas spelen. Het leger drilt, dresseert soldaten, ongeacht wie zij zijn. Ik wil met Jan Ligthart zeggen aan al die legercommandanten: ‘Iedere rekruut is een individu met eigen geaardheid en behoeften. Binnen gehoorzaamheid aan de door de gemeenschap opgestelde regels moet ieder zich zelf kunnen zijn!’ Is die ruimte er? En zo niet, zou dat niet een eigenschap van de hedendaagse krijgsmacht moeten zijn alvorens u gaat werven. Ik zou hen willen vragen: ‘Kent u een Jan Ligthart in jullie geledingen?’
Ik hoorde op de radio dat het Ministerie van Defensie bijeenkomsten organiseert voor kinderen én voor de ouders van die kinderen. De kinderen lijken het leger aantrekkelijk te vinden. De ouders zijn sceptisch. Die ouders opgevoed in een pacifistische samenleving hebben argwaan tot het leger. Ik ook. Voor mij bestaat de opleiding van een soldaat uit het commanderen en verbieden, het oefenen in vrijheidsbelemmering; uit het: de baas spelen. Als er toch een leger nodig blijkt: is er dan een andere aanpak mogelijk, waarin de gerekruteerde jongens en meisjes zichzelf kunnen blijven en er gewerkt kan worden in een sfeer van vriendschap en een sfeer zonder dwang, waar commandanten en rekruten omgaan met elkaar als gelijken? In het onderwijs is het goeddeels gelukt, waarom zou het niet kunnen lukken ook in het leger.
1. H. Vos (1985) Het leven en denken van Jan Ligthart, uitgave uitgeverij Sassenheim. Jan Ligthart beschouwde de opvoeding als een kunst uit liefde voor het kind. Opvoeden is geen toepassen van een wetenschappelijk opvoedkunde maar handelen van een meegevoel met het kind. Hij wilde uitgaan van het pedagogisch instinct dat ieder mens is aangeboren en niet van pedagogische geleerdheid. Hij verwachtte weinig praktisch nut van de aangeleerde pedagogiek. Hij was bang dat het individuele en eigenaardige van ieder afzonderlijk kind uit het oog zou worden verloren als voor kinderen naar algemene wetmatigheden werd gezocht. Hij vond dat de verstandelijke benadering van het kind ten koste ging van de gevoelsmatige. Daarom wilde hij dat de onderwijzer vooral zijn intuïtie volgde. Geen vormelijkheid, maar waarachtigheid was zijn devies.
2.. J. Ligthart (1916) Jeugdherinneringen, vijfde druk, uitgave J.B. Wolters Groningen, Den Haag.