Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt op zolder de lichtjes van de kerstboom. Meisje Bloem trekt een deken over een stapel dozen en maakt zo een hut. Het is donker binnen. Ze zegt: ‘Nu kan ik de lichtjes goed gebruiken.’ Meisje Bloem hangt de lichtjes die aan zijn, in de hut ‘Oh, wat gezellig’, zucht ze blij, ‘het lijkt net kamperen.’ [..] Meisje Bloem zegt; ‘Gezellig is dat je het warm krijgt als je om je heen kijkt. En als je denkt: wat is het prettig hier en dat je heel graag wilt blijven.’ Meisje Bloem zegt; ‘’Gezellig kun je zelf maken.’ ( 44. De kerstboomlichtjes.) Meisje Bloem voelt in zichzelf, dat ze het gezellig kan maken; Meisje Bloem is creatief. Ik heb een kalender met wijsheden. Hij ligt naast mijn stoel. Regelmatig kijk ik.¹
Op zaterdag 10 juni j.l. lees ik, dat nogal wat ouders zich de vraag stellen: “wat moet ik doen, zodat mijn kind creatief wordt?” De kalender antwoordt dat het veel belangrijker is de volgende vraag te stellen: wat moet ik laten, zodat mijn kind creatief blijft?, inderdaad want mijn ouderlijke opmerkingen ‘kijk uit’, ‘pas op’, ‘niet doen’ staan de creativiteit van mijn kind danig in de weg. En inderdaad je hoeft niets aan te leren; ga er maar van uit dat elk kind creatief is. Creativiteit hoeft niet te worden aangeleerd; creativiteit dient zich slechts te ontplooien. Volwassenen kunnen slechts (lees: alleen), het klimaat scheppen waarin de creativiteit van een kind zich ontplooit. Daar ben ik van overtuigd. De menselijke eigenschap creativiteit draagt elk mens in zich, die eigenschap moet alleen worden aangesproken en daar kunnen wij ouders ons kind bij helpen.
Continue Reading
Door Jan Bredie¹
Het wordt al donker op zolder. Meisje Bloem heeft een zaklamp want ze kan de zolder anders niet zien. Ik hoor kraken. Bloem, wat kan dat zijn ? Meisje Bloem zegt: ‘ Ik hoor het ook, er is iemand.’ Meisje Bloem roept: ’Is daar iemand?’ Er komt geen antwoord. En toch...? Meisje Bloem ziet dat er iets beweegt. Nu weet ze het echt’. ‘Het is een spook’, zegt ze bang. Meisje Bloem rilt. Meisje Bloem roept: ‘Als je een spook bent, dan moet je hier weggaan; als je geen spook bent, dan mag je blijven.’ (35. De zaklamp)
Meisje Bloem is bang. Ik verplaats mij in Meisje Bloem. Ik voel haar angst, omdat ik als kind ook bang ben geweest. Ik verplaats me in haar angst.
"De Angst in 't donker"
Heel zachtjes…
Ik kon moeilijk mijn slaap vinden.
Heel zachtjes hoorde ik iets, onderaan de trap op de gang.
Met ingehouden adem, bleef ik luisteren.
Wat zou het kunnen zijn?
Zou het iets zijn, waar je doodsangsten voor moest hebben?
Of iemand, die geruisloos naar boven probeerde te komen? En die je kwaad wilde doen?
Misschien was het nu zijn dag?
Kon hij het niet langer verdragen, om vandaag iets kwaads te gaan doen?
En was het wel een hij?
Continue Reading