Bloemetje 154. Een straffe hand. Is dat nodig?

Door Clémence Leijten
Meisje Bloem vindt een oude plaspot op zolder. Ze zegt: ‘Heel lang geleden waren er nog geen wc.s. Dan moesten de mensen op de pot plassen en ook poepen.’ En dan, Bloem? ‘Dan kieperden ze de poep en de plas uit het raam zo op straat.’ Meisje Bloem ziet ondeugend de mogelijkheden. Meisje Bloem gaat zitten op de pot. Meisje Bloem denkt aan een pot met een dikke poep. Ze kijkt naar het zolderraam en ze zegt: ‘Daar loopt een deftige mevrouw en ik kiep de pot naar buiten.’ Meisje Bloem’s ogen lachen. Maar dan zegt ze streng: ‘Nee, Bloem, niet doen, dat is smerig.’ (16. De kom). Poep over de jas van de deftige dame, wat een ophef zal dat geven. Dat wordt na het eten meteen naar bed en een week niet televisie kijken. En de stomerij betalen en wellicht een aanklacht bij de politie. Foei Bloem, maar wel mooi dat je zelf tot inkeer kwam.
Jij had geen belerende volwassene met straf nodig. Ik houd niet van straf geven, ik ga voor zélf bewustzijn en zélf kritiek.

Continue Reading


Bloemetje 153. Franse “Fille Fleur”?

Door Joris Leijten.
Vorige week las ik het interview met een Franse kinderpsychiater Laelia Benoit:  in de NRC ‘Sommige Fransen geloven nog steeds in opvoedkundig geweld’.¹
Na opperste verbazing over “geweld” in de opvoeding vroeg ik mij af of ons prentenboek: “Meisje Bloem” in het Frans vertaald zou kunnen worden als: “Fille Fleur”? en of Meisje Bloem die ”sommige” Fransen op andere gedachten zou kunnen brengen, want een andere gedachte over opvoeding lijkt mij broodnodig. De Franse titel (volgens google vertaling) zou overigens heel mooi poëtisch allitereren/ rijmen.

Mijn verbazing was groot over de nog voor Nederlandse begrippen traditionele strenge opvoeding in Frankrijk.
In het interview wordt aangegeven dat kinderen vooral worden opgevoed door au-pairs en dat kinderen in internaten kostscholen streng worden opgevoed. Het tegenspreken van de ouders is er in Frankrijk niet bij. Ik ken zeer weinig Franse kinderen persoonlijk, maar degene die ik ken zijn heel bescheiden en verlegen. Meisje Bloem is kritisch en zelfstandig en eigenwijs, dat zal deze Fransen niet bekoren.

Continue Reading


Bloemetje 152. In plaats van een muur.

Door Clémence Leijten

Meisje Bloem vindt op zolder een doos met blokken. Meisje Bloem zegt: 'Daar kan ik een stad van bouwen.' Meisje Bloem pakt een lang blok, en een klein blok, en nog een lang blok, en een driehoek. Meisje Bloem zegt: 'Ik maak een huis.' Meisje Bloem maakt nog een huis, en nog een. En ze maakt een straat. En nog een straat met ook huizen. Bouw een muur om de stad heen, Bloem! Meisje Bloem schudt haar hoofd. Ze zegt: 'Nee, ik wil geen muur om de stad.' Meisje Bloem zegt: 'Ik wil uit de stad kunnen lopen. Ik wil de wereld zien.' Ze zegt: 'En ik wil dat alle mensen bij mij op bezoek kunnen komen.' (51. De blokkendoos.) Het stemmetje in Meisje Bloem, zegt dat ze een muur moet bouwen om de stad die ze heeft gebouwd. Dat stemmetje mikt op veiligheid, maar Meisje Bloem doorziet de beperking van een muur om de stad. Meisje Bloem zegt: ' Een muur om de stad houdt de mensen die buiten mijn stad wonen tegen. Je kunt dan niet met hen praten. Je kunt niks samen doen.' Meisje Bloem zegt: 'Ik ben Bloem, ik wil juist alles met alle mensen samen doen.'  Ik moest aan dit verhaal denken, nu alles zich weert tegen een mogelijke oorlog en ik in mijn bus een folder krijg dat ik water, lang houdbaar eten moet kopen en een radio op batterij. En een zaklamp. In een EHBO-doos. En warme dekens. Een contant geld en een fluitje. Oké, denk ik. Ik koop die zaken en waan me veilig.

Continue Reading


Bloemetje 151. Jolijt.

Door: Joris Leijten
Jolijt is een oud woord dat we niet vaak meer gebruiken.  
Jolijt betekent volgens Van Dale: “blijdschap. vreugde, genoegen, plezier.¹ Mensen maken in een situatie jolijt met hun gevoel. Het gevoel jolijt maakt blij.

Meisje Bloem vindt een fles, waaraan ze ruikt. “Het is geen gewone fles, denkt ze, het is een toverfles. ‘Wie ruikt aan de fles zal veranderen in ennuh… in ennuh in ennuh… een madeliefje.’ Bloem ruikt aan de fles. ‘Nu ben ik een echte bloem, een madeliefje’, zegt ze. Meisje Bloem denkt aan haar opa. Ze zegt: ‘Hij noemde mij een made-liefje, omdat hij mij lief vond.’ Meisje Bloem zegt: ‘Opa zei ook altijd: “Bloem geef me een zoen.“ ’ Meisje Bloem wordt blij als ze daar weer aan denkt, haar ogen glimmen en ze rijmt: ’Bloem geef me een zoen. Ja opa, dat zal ik doen.’ “(11. De fles). Meisje Bloem voelt jolijt. Tussen haar overleden opa en haarzelf was een gevoel van blijdschap, genoegen en plezier.

Continue Reading