Bloemetje 19: Tranen
Door Clémence Leijten
Meisje Bloem heeft op de zolder een accordeon gevonden. Meisje Bloem zegt : ‘Ik wil een mooi lied zingen.’ Meisje Bloem zegt: ‘Een mooi lied is waarvan je moet huilen, omdat het zo erg is.’ Meisje Bloem bedenkt zelf een lied. ‘Er was eens een hondje’, zingt ze, ‘hij had het koud. Hij had geen baasje en was oud.’Meisje Bloem zingt verder: ‘Toen kwam een meisje die aaide het hondje en deed een worstje in zijn mondje. Ze zei: “Kom maar bij mij”, toen werd het hondje weer blij.’ Meisje Bloem huilt. (21. Het muziekding). Meisje Bloem ontdekt dat je kunt huilen omdat iets zo akelig is. Of zo mooi. Maar Bloem, wat is dat dan, huilen? Meisje Bloem denkt na over huilen. Meisje Bloem zegt: ‘Huilen is dat je schreeuwt uit je mond, en er snot komt uit je neus, en water uit je ogen. Omdat iets zo akelig is. Of zo mooi is. Want dat kan ook.’ Meisje Bloem zegt: ‘Je kunt blij huilen (21. Het muziekding).’ Blij huilen? Ja, als je ontroerd ben door iets leuks, dat is goed. Maar ook boos of verdrietig of bang huilen is goed weet ik. Sterker nog: als je huilt als je boos bent of verdrietig of bang is dat geneeskrachtig.