Bloemetje 120. Een roos…
Door: Joris Leijten
Elke keer als ik een roos zie, heb ik daar verschillende associaties bij. Het is een prachtige bloem, symbool voor de liefde en trouw. Dat is vreemd omdat een roos ook een stekelige bloem is met al haar doornen die gemeen prikken. Ook komt steeds in mij op het kinderrijmpje “Ben je boos pluk een roos...” Meisje Bloem zegt boos: ‘Mijn vader werkt. Mijn moeder werkt. Ze kunnen niet bij mij zijn.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben boos op mijn vader. Ik ben boos op mijn moeder. Ze gaan altijd werken.’ Meisje Bloem denkt aan opa, die werkte niet. ‘Kom, Bloem, niet boos zijn’, zegt opa. Meisje Bloem krijgt een zoen. Maar dat helpt niet. Meisje Bloem pakt een doos. In de doos ligt een hoed. Meisje Bloem doet de hoed op. Opa zegt: ‘Ben je boos, pluk een roos, zet hem op je hoed, dan ben je morgen weer goed.’ ‘Morgen pas weer goed!’ zegt Meisje Bloem, ‘dus dan mag ik vandáág boos blijven.’(26. De Hoed) Als Meisje Bloem leerde ik dat kinderrijmpje, op een moment dat ik boos was, van mijn moeder. Het is een traditie om volkswaarheden in kinderrijmpjes door te geven van ouder op kind. Het zijn kinderrijmpjes die al honderden en honderden jaren oud zijn en geen auteur kennen. Ze zijn gegroeid en aangepast en hebben een levensles, zo ontdekte ik.