Bloemetje 100. Fantasie… een nuttig goedje?
Door Jan Bredie¹
Het wordt al donker op zolder. Meisje Bloem heeft een zaklamp want ze kan de zolder anders niet zien. Ik hoor kraken. Bloem, wat kan dat zijn ? Meisje Bloem zegt: ‘ Ik hoor het ook, er is iemand.’ Meisje Bloem roept: ’Is daar iemand?’ Er komt geen antwoord. En toch...? Meisje Bloem ziet dat er iets beweegt. Nu weet ze het echt’. ‘Het is een spook’, zegt ze bang. Meisje Bloem rilt. Meisje Bloem roept: ‘Als je een spook bent, dan moet je hier weggaan; als je geen spook bent, dan mag je blijven.’ (35. De zaklamp)
Meisje Bloem is bang. Ik verplaats mij in Meisje Bloem. Ik voel haar angst, omdat ik als kind ook bang ben geweest. Ik verplaats me in haar angst.
"De Angst in 't donker"
Heel zachtjes…
Ik kon moeilijk mijn slaap vinden.
Heel zachtjes hoorde ik iets, onderaan de trap op de gang.
Met ingehouden adem, bleef ik luisteren.
Wat zou het kunnen zijn?
Zou het iets zijn, waar je doodsangsten voor moest hebben?
Of iemand, die geruisloos naar boven probeerde te komen? En die je kwaad wilde doen?
Misschien was het nu zijndag?
Kon hij het niet langer verdragen, om vandaag iets kwaads te gaan doen?
En was het wel een hij?